Spring naar inhoud

Resultaten onderzoek

3.1 Mobiliteitsgebruik

Van de respondenten is driekwart in het bezit van een auto. Vervolgens is gevraagd hoe vaak respondenten gebruik maken van verschillende vervoersvormen. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 4. De meeste panelleden lopen vrijwel dagelijks (70%). Daarnaast gebruikt het merendeel van de panelleden de (elektrische) fiets vrijwel dagelijks (48%) of één of enkele keer per week (29%). Weinig respondenten maken gebruiken van een motor of snor- of bromfiets. Daarentegen wordt de auto vrijwel dagelijks (16%) of één of enkele keren per week (47%) gebruikt. Verder maakt één op de tien respondenten meerdere keren per week gebruik van het openbaar vervoer. Daarentegen geeft bijna een kwart van de respondenten aan (vrijwel) nooit gebruik te maken van openbaar vervoer. Deelmobiliteit is nog niet populair onder de panelleden: ruim 90% maakt (vrijwel) nooit gebruik hiervan.

Figuur 4: Verdeling van frequentie verschillende vervoersmiddelen (n=3.161)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  (vrijwel) dagelijks één of enkele keren per week één of enkele keren per maand één of enkele keren per jaar (vrijwel) nooit
te voet 70% 22% 4% 1% 3%
(elektrische) fiets 48% 29% 6% 2% 15%
snor- of bromfiets 1% 1% 1% 0% 97%
auto 16% 47% 17% 6% 14%
motor 0% 1% 2% 2% 95%
openbaar vervoer 1% 11% 31% 34% 23%
deelfiets 0% 0% 2% 5% 93%
deelscooter 0% 0% 1% 3% 96%
deelauto 0% 0% 2% 4% 94%

3.2 Houding tegenover mobiliteitshubs

Mobiliteitshubs, kortweg hubs, zijn herkenbare, fysieke overstappunten waar het mogelijk is om van de ene vervoersvorm over te stappen op de andere, bijvoorbeeld van het OV op een (deel)fiets. Aan de respondenten is gevraagd hoe zij in het algemeen staan tegenover de aanleg van centraal overstappunt in hun wijk of dorp. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 5. De meerderheid (58%) staat (zeer) positief tegenover de aanleg van hubs. Verder staat 29% hier neutraal tegenover, terwijl 13% (zeer) negatief tegenover de aanleg van hubs staat. Bovendien geldt dat jongeren positiever zijn over de aanleg van hubs dan ouderen. Van de jongvolwassenen (18-27 jaar) staat 70% positief tegenover de aanleg van hubs, terwijl dit onder de 65-plussers nog maar 58% is. 

Figuur 5: Houding van respondenten tegenover de aanleg van hubs (n=2.874)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  zeer positief positief neutraal negatief zeer negatief
Hoe staat u in het algemeen tegenover
de aanleg van een hub in uw wijk?
22% 36% 29% 8% 5%

Bij de vraag over de houding ten opzichte van de aanleg van hubs was de mogelijkheid om het antwoord toe te lichten. Ruim 900 respondenten hebben een toelichting gegeven. Hieruit komen verschillende geluiden naar voren. Sommige inwoners geven aan dat ze de aanleg van hubs een positieve ontwikkeling vinden, zeker wanneer het een oplossing biedt voor het lukraak parkeren van deelscooters en -fietsen en het niet ten koste gaat van groen. Anderen maken zich zorgen over de toegankelijkheid voor ouderen; ze geven aan dat het voor ouderen prettiger is om een rechtstreekse verbinding te hebben en dat zij bovendien niet ver(der) kunnen lopen. Verder geven verschillende inwoners aan dat het niet nodig is, omdat ze al dichtbij een station wonen of bijvoorbeeld dichtbij een reeds bestaande hub wonen, zoals bij Kardinge. Ook vragen inwoners zich af waar zo’n hub dan moet komen. Een veelgehoord geluid is: “er is geen ruimte in onze wijk”. De potentiële locatie van de hub is bovendien een belangrijke factor in het oordeel van inwoners.

Al jaren parkeren mensen hun auto ergens in de stad/wijk om van daaruit bijvoorbeeld met de fiets of de bus verder te reizen, dus ik denk dat een hub succes kan hebben. Ook scheelt het parkeerplaatsen en biedt het gemak voor reizigers. In de stad/wijk wordt het dan (misschien) overzichtelijker en rustiger qua verkeer.

Een hub zal het overal parkeren van alle deelfietsen, -scooters en -brommers tegengaan.

Als ‘de aanleg’ niet ten koste gaat van de groenvoorzieningen. Buslijnen naar de hub niet door te kleine straten. […] Maak gebruik van al bestaande plekken (station Noord bijvoorbeeld).

Dat maakt het reizen voor de vele ouderen en kwetsbaren veel lastiger. Een rechtstreekse verbinding is noodzakelijk.

Centraal station is op fietsafstand, dus niet noodzakelijk.

Er is geen ruimte in onze wijk.

Afhankelijk van de locatie. Ik zou hem niet bij mij voor de deur willen hebben.

Als het maar op een slimme plek is en een nette locatie wordt.
De ervaring leert dat fietsen ed alle kanten op staan en liggen.
Al die deelfietsen en scooters staan ook overal en nergens geparkeerd op de stoep.

3.3 Aanwezigheid verschillende vervoersvormen bij hubs

We vroegen de respondenten welke vervoersvormen volgens hen aanwezig zouden moeten zijn op een hub. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 6. De aanwezigheid van een bushalte vinden respondenten het meest belangrijk (90%). Verder vindt bijna de helft het belangrijk dat er deelfietsen aanwezig zijn op een hub. Dat is opvallend, aangezien 93% van de respondenten aangeeft vrijwel nooit gebruik te maken van een deelfiets (zie paragraaf 3.1). Vooral respondenten van 28-44 jaar vinden het belangrijk dat deelfietsen aanwezig zijn bij hubs (61%). Deelfietsen zijn minder van belang voor 65-plussers (38%). Minder van belang is de aanwezigheid van deelscooters, -auto’s en deelbakfietsen. Opvallend is dat er geen noemenswaardig verschil is tussen autobezitters (28%) en niet-autobezitters (30%) als het gaat om het belangrijk vinden van deelauto’s op hubs.

Figuur 6. Belang aanwezigheid verschillende vervoersvormen (n=2.964)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  heel belangrijk belangrijk neutraal niet belangrijk helemaal niet belangrijk
bushalte 53% 37% 6% 2% 2%
deelfietsen 14% 34% 24% 14% 14%
deelauto 6% 22% 30% 22% 20%
deelscooters 4% 13% 25% 28% 30%
deelbakfiets 3% 12% 31% 26% 28%

3.4 Aanwezigheid voorzieningen bij hubs

Naast het belang van de aanwezigheid van verschillende vervoersmiddelen is ook gevraagd welke voorzieningen men belangrijk vindt bij hubs. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 7. Met stip op één staat de aanwezigheid van fietsenstallingen: 83% vindt het belangrijk dat er fietsenstallingen aanwezig zijn op hubs. Andere voorzieningen die belangrijk worden gevonden zijn respectievelijk: een openbaar toilet (71%), parkeerplaats voor de auto (58%), een watertappunt (55%) en een oplaadpunt voor de elektrische fiets (52%). Verder vindt 43% het belangrijk dat er een pakketkluis of pakketafgifte punt aanwezig is op een hub. Een vergelijkbaar deel vind het belangrijk dat er een oplaadpunt voor de elektrische auto aanwezig is (42%). Het minst belangrijk volgens respondenten is de aanwezigheid van overige detailhandel, zoals een bakker of drogist. Ook de aanwezigheid van horeca en een supermarkt wordt minder belangrijk gevonden door de respondenten.

Aanvullend is gevraagd of men nog andere voorzieningen belangrijk vindt bij hubs. De meest genoemde antwoorden zijn: cameratoezicht, verlichting, bankjes, prullenbakken, overdekte wachtruimte en groen.  

Figuur 7: Belang aanwezigheid verschillende voorzieningen (n=2.847)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  heel belangrijk belangrijk neutraal niet belangrijk helemaal niet belangrijk
fietsenstalling 37% 46% 8% 4% 5%
openbaar toilet 24% 47% 16% 7% 6%
parkeerplaats auto 22% 36% 21% 11% 10%
watertappunt 14% 41% 25% 11% 9%
oplaadpunt elektrische fiets 13% 39% 27% 12% 9%
oplaadpunt elektrische auto 11% 31% 30% 16% 12%
pakketkluis 8% 35% 30% 16% 11%
supermarkt 7% 25% 32% 23% 13%
horeca 7% 33% 30% 18% 12%
overige detailhandel 5% 18% 36% 27% 14%

3.5 Deelmobiliteit

Het volgende blok gaat over deelmobiliteit. Allereerst zijn hierover twee stellingen voorgelegd. Ruim de helft van de respondenten ervaart geen overlast van deelmobiliteit in hun straat (zie Figuur 8). Toch geeft ook ruim een kwart van de respondenten aan wel overlast te ervaren. Vooral inwoners uit de gebiedsdelen Centrum (38%), Zuid (31%) en Oude Wijken (29%) ervaren overlast. Daarentegen is de overlast het minst in Haren (10%) en Ten Boer (12%). Wanneer we inzoomen op wijkniveau, dan valt op dat de overlast het sterkst is in Oud-Zuidwest (45%), Schilbuurten Centrum (43%), Hoornse Meer (38%), Hereweg- en Rivierenbuurt (36%) en de Professorenbuurt (35%).

Figuur 8: Stelling over ervaren overlast door deelmobiliteit (n=2.757)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  helemaal
mee eens
mee eens neutraal niet mee eens helemaal niet
mee eens
Deelmobiliteit zorgt op dit moment
voor overlast in mijn straat
10% 17% 20% 33% 20%
Deelmobiliteit vaste plek in de wijk

Vervolgens is een stelling voorgelegd over het weghalen van parkeerplaatsen voor auto’s om daarmee ruimte te maken voor deelscooters en -fietsen. Ruim de helft van de respondenten is het hier niet mee eens (zie Figuur 9). Ruim een kwart ziet hier wel een mogelijkheid in om ruimte te creëren voor deelmobiliteit.

Figuur 9: Stelling over ruimte maken voor deelmobiliteit (n=2.751)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  helemaal
mee eens
mee eens neutraal niet mee eens helemaal niet
mee eens
In wijken waar deelmobiliteit voor overlast zorgt,
mogen parkeerplekken voor auto's worden weggehaald
om plaats te maken voor deelscooters en -fietsen
7% 21% 21% 25% 26%

Deelmobiliteit vaste plek in de wijk

Voor zowel deelauto’s, deelscooters, als deelfietsen vroegen we respondenten of zij zich gestimuleerd zouden voelen hiervan (meer) gebruik te maken als het een vaste plek in de wijk zou krijgen (zie Figuur 10). Voor deelscooters is dat overwegend niet het geval: één op de vijf zou zich gestimuleerd voelen om gebruik te maken van deelscooters, wanneer deze een centrale plek zouden krijgen in de wijk. Voor deelfietsen en deelauto’s zijn de cijfers iets hoger, maar is er nog steeds sprake van een minderheid; ongeveer een derde van de respondenten zou zich gestimuleerd voelen om (meer) gebruik te maken van deelauto’s, wanneer deze een centrale plek krijgen in de wijk. Voor deelfietsen is dit percentage vergelijkbaar, namelijk 30%.

Figuur 10: Wanneer … een vaste plek in de wijk zouden krijgen, voel ik mij gestimuleerd om er gebruik van te maken (n=2.702)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Wanneer … een vaste plek in de wijk krijgen,
voel ik mij gestimuleerd om er gebruik van te maken.
helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens
…deelfietsen… 24% 24% 22% 21% 9%
…deelscooters… 34% 25% 21% 13% 7%
…deelauto's… 24% 20% 24% 22% 10%

Vervolgens is gevraagd wanneer men meer gebruik zou maken van deelmobiliteit. Aan de respondenten is een lijst met opties voorgelegd. Daarnaast konden respondenten ook zelf andere redenen invullen. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 11. Ruim een derde van de respondenten geeft aan geen interesse te hebben om (meer) gebruik te maken van deelmobiliteit. De meest genoemde redenen om wel gebruik te maken van deelmobiliteit zijn: als het gemakkelijker is (38%) en als het goedkoper is (35%). Verder noemen twaalf respondenten in het ‘anders, namelijk…’ veld dat zij (meer) gebruik zouden maken van deelmobiliteit als het dichterbij huis is.

Figuur 11: Wat zouden voor u redenen zijn om (meer) gebruik te maken van deelmobiliteit? (n=2.903) *

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Antwoorden Perc
geen; ik wil geen gebruik maken van deelmobiliteit 38%
als het gemakkelijker is 38%
als het goedkoper is 35%
als het milieuvriendelijker is 28%
als het sneller is 20%

* Meerdere antwoorden mogelijk, waardoor de percentages optellen tot meer dan 100%.

Leefkwaliteit

Aan de respondenten zijn een aantal stellingen voorgelegd over de leefkwaliteit in de straat en de laadmogelijkheden voor elektrische auto’s. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 12. Bijna 70% van de respondenten is (zeer) tevreden over de leefkwaliteit (groene en ruimte uitstraling) in zijn of haar straat. In het centrum is men het minst tevreden over de leefkwaliteit (43%). De gebiedsdelen Oost (81%), Haren (80%) en Ten Boer (77%) scoren daarentegen het hoogst op leefkwaliteit. Verder is 43% van de respondenten bereid om verder te lopen naar de geparkeerde auto als dit de leefkwaliteit ten goede komt. De bereidheid om verder te lopen neemt verder af naarmate men ouder wordt: onder jongvolwassenen is 72% bereid om verder te lopen naar de geparkeerde auto als dit ten goede komt aan de leefkwaliteit van de straat, onder 65-plussers is dit nog maar 37%. Daarbij speelt waarschijnlijk dat ouderen vaak minder mobiel zijn dan jongeren. Tot slot geeft ruim de helft van de respondenten aan dat er niet voldoende laadmogelijkheden zijn voor elektrische auto’s in de straat. Het gebrek aan laadpalen is het grootst in de gebiedsdelen Ten Boer (77%) en Haren (66%).

Figuur 12: Stellingen over leefkwaliteit in de straat en laadpalen elektrische auto's

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  helemaal mee eens mee eens neutraal niet mee eens helemaal niet mee eens
Ik ben op dit moment tevreden over de leefkwaliteit (n=2.878) 27% 42% 14% 12% 5%
Ik ben bereid verder te lopen naar mijn geparkeerde auto als dit
de leefkwaliteit van mijn straat ten goede komt (n=2.485)
15% 28% 21% 21% 15%
Er zijn op dit moment genoeg laadmogelijkheden voor
elektrische auto's in mijn straat (n=2.028)
8% 13% 21% 34% 24%

3.6 Pakketbezorging

Dankzij de groei van online winkels worden steeds meer pakketjes (thuis) afgeleverd. Daarom rijden er meer pakketbezorgers rond in de gemeente. Dit kan zorgen voor meer verkeersdrukte in de wijken en dorpen. Om dit te onderzoeken vroegen we allereerst aan de respondenten hoe vaak zij producten thuis laten bezorgen. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 13. In totaal laat 12% van de respondenten (bijna) nooit een product thuisbezorgen. Een iets groter deel laat meerdere keren per week producten thuisbezorgen. De grootste groep, bijna de helft van de respondenten laat één of enkele keren per maand producten thuisbezorgen.

Figuur 13. Frequentie van laten thuisbezorgen van producten (n=2.886)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Antwoord perc
(vrijwel) nooit 12%
één of enkele keren per jaar 29%
één of enkele keren per maand 45%
één of enkele keren per week 13%
(vrijwel) dagelijks 1%

Vervolgens is gevraagd in hoeverre men overlast ervaart in de eigen straat door pakketbezorgers. Bijna de helft van de respondenten geeft aan geen overlast te ervaren. Daarentegen ervaart ruim een kwart van de respondenten wel overlast van pakketbezorgers. De meeste overlast wordt ervaren in gebiedsdeel Oude Wijken (34%).

Figuur 14: Respons op de stelling: pakketbezorgers zorgen voor overlast in mijn straat (n=2.866)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  helemaal niet mee eens niet mee eens neutraal mee eens helemaal mee eens
Pakketbezorgers zorgen voor
overlast in mijn straat
14% 32% 26% 20% 8%

Tot slot is gevraagd welke afstand men bereid is om extra af te leggen om een pakket op te halen bij een pakket afhaalpunt of kluis: 34% wil niet meer dan 500 meter extra afleggen, 46% geeft aan tussen de 500 en 1.000 meter extra af te willen leggen en 21% is bereid om meer dan een kilometer extra af te leggen om een pakket op te halen bij een pakket afhaalpunt of kluis.

3.7 Ketenmobiliteit

Ketenmobiliteit houdt in dat er binnen één reis van A naar B gebruik gemaakt wordt van meerdere vervoersmogelijkheden. Vervoersmogelijkheden bestaan uit bijvoorbeeld de fiets, (deel)auto, bus of trein. Allereerst is gevraagd hoe vaak men gebruik maakt van meerdere vervoersmiddelen binnen één reis. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 15. Ruim een kwart van de respondenten geeft aan (vrijwel) nooit meerdere vervoersmiddelen per reis te gebruiken, slechts 4% doet dit (bijna) dagelijks. De grootste groep, een derde van de respondenten, geeft aan ongeveer één tot enkele keren per jaar gebruik te maken van ketenmobiliteit.

Figuur 15: Frequentie ketenmobiliteit (n=2.823)

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Antwoord Perc
(vrijwel) nooit 28%
één of enkele keren per jaar 33%
één of enkele keren per maand 26%
één of enkele keren per week 10%
(vrijwel) dagelijks 4%

Wanneer iemand gebruik maakt van meerdere vervoersmiddelen, zal diegene op een gegeven moment overstappen. Dit gebeurt op een overstappunt zoals een bushalte, P+R of treinstation. Van een aantal onderdelen is gevraagd hoe belangrijk de respondenten het vinden dat deze aanwezig zijn op zo’n overstappunt. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 16. De grote meerderheid vindt alle vijf de onderdelen belangrijk. Met name een veilig gevoel is: 95% van de respondenten geeft aan dit (zeer) belangrijk te vinden.

Figuur 16: Belang van aanwezigheid bepaalde onderdelen op een overstappunt

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  helemaal mee eens mee eens neutraal niet mee eens helemaal niet mee eens
een veilig gevoel 62% 33% 4% 0% 1%
reisinformatie (digitale borden) 44% 47% 7% 1% 1%
overkapping / wachtruimtes 36% 53% 8% 1% 2%
korte wachttijd bij het overstappen
van vervoersmiddel
36% 52% 11% 0% 1%
gemak bij het uitstappen
(instaphoogte, afstand tot perron)
32% 44% 18% 4% 2%

3.8 Algemene opmerkingen

Aan het einde van de vragenlijst is de vraag gesteld of men nog iets kwijt wil over dit onderwerp en deze vragenlijst. Hieruit komen een aantal thema’s naar voren. Allereerst geeft een groot aantal respondenten aan hubs een aanvulling te vinden mits het niet ten koste gaat van het openbaar vervoer, zoals busverbindingen in zowel de wijken als de binnenstad. Daarnaast ziet men in de centrale overstappunten ook een oplossing voor het lukraak parkeren van deelscooters en -fietsen. Ook het centraliseren van pakketbezorging vindt een groot aantal respondenten een goed idee.

Hubs zijn leuk, maar dan moet de kwaliteit van het OV in prijs en beschikbaarheid, ook op niveau blijven.

Overlast van deelmobiliteit: willekeurig geparkeerde deelscooters staan wel regelmatig in de weg op verschillende plekken, reguleren van deelmobiliteit kan daar een positief effect op hebben.

Ik sta positief tegenover het idee om vaste plekken aan te wijzen voor deelfietsen/scooters en auto’s.

Pakketbezorging demotiveren door bezorging op centrale plek in de wijk te centraliseren i.p.v. naar alle 1 op 1 huisadressen.

Centrale ophaalpunten etc. een prima idee.

Daarentegen is er ook een ander geluid te horen in de reacties. Respondenten maken zich zorgen over de reismogelijkheden voor ouderen en/of mensen die minder mobiel zijn. Bewoners die slecht ter been zijn geven aan dat zij er niet op zitten te wachten en niet in staat zijn om verder te lopen naar een vervoermiddel. Ook zijn er zorgen en vraagtekens over de organisatie en locatie van hubs. Bewoners geven aan dat de locatie cruciaal is voor hun mening erover. Enerzijds moet het dichtbij zijn. Anderzijds willen de meeste respondenten geen hub voor de deur en vragen zij zich af of er überhaupt plaats voor is in de wijk. Tot slot wordt er genoemd dat het centrum steeds slechter bereikbaar is en dat de parkeerdruk in de schilbuurten hierdoor toeneemt.

Ben erg gesteld op het feit dat ik nu mijn auto kwijt kan voor de deur. Ik word ouder en zou het jammer vinden als ik straks mijn eigen vervoer niet meer kan gebruiken doordat er straks nergens meer geparkeerd kan worden. Binnen Groningen doe ik al zoveel mogelijk op de fiets.

Zo'n hub in de wijk zie ik toch vooral als iets voor mensen op doorreis (vanuit een andere plaats of wijk). Tenzij ik ooit besluit niet meer een eigen auto te hebben, dan zou ik zo'n deelauto regelmatig nodig hebben, maar dan over het algemeen juist niet voor binnen de stad.

Bij een drukke bedoening als een hub mag er wat mij betreft service aanwezig zijn. Voor ouderen, voor hulp bij het vinden van de voorzieningen. Kan daar ook aandacht naar uit gaan?

Betaald parkeren in de wijken genereert een ‘waterbedeffect’ in de wijken die er net buiten liggen.

Jullie moeten ook denken aan ouderen en gehandicapten die afhankelijk zijn van zorg en voorzieningen aan huis zoals bv tafeltje dekje. Deze mensen moeten wel bij de ouderen en gehandicapten thuis kunnen komen, ook met de auto.