Resultaten
Titel verborgen
2.1 Vergelijking gemeente Groningen en Nederland
Allereerst maken we een vergelijking tussen de gemeente Groningen en Nederland als geheel. Hierbij zien we dat in Groningen structureel een hoger aandeel huishoudens met een laag inkomen woont dan gemiddeld in Nederland (figuur 1). In 2022 heeft in de gemeente Groningen 15,4% van de huishoudens een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, in Nederland is dit 9,6%. De gemeente Groningen neemt hiermee samen met de gemeenten Arnhem en Den Haag de vierde plaats in op de ranglijst van gemeenten met het hoogste aandeel huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (zie tabel 1).
Zowel in de gemeente Groningen als in geheel Nederland daalde het aandeel huishoudens in een armoedesituatie licht tussen 2019 en 2022. In de gemeente Groningen gaat het om een daling van 1,1 procentpunt, in Nederland 0,6 procentpunt. In aantallen gaat het in Groningen om een daling van 600 huishoudens; van 17.000 in 2019 naar 16.400 in 2022. Het CBS (2023) stelt dat de daling van huishoudens met lage inkomens veroorzaakt wordt door de energiemaatregelen in 2022. Deze maatregelen kregen bijstandsontvangers en andere huishoudens met een laag inkomen, in de vorm van korting op de energierekening en/of een energietoeslag van 1.300 euro. Daardoor hadden minder huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Zonder deze energiemaatregelen zou volgens het CBS het armoederisico ten opzichte van 2021 gestegen zijn. Het CBS spreekt in dit kader echter wel van de lage-inkomensgrens, die voor veel huishoudens lager is dan de 110%-inkomensgrens. Toch zullen deze maatregelingen ook in de 110%-groep doorgewerkt hebben. Daarnaast daalde tussen 2021 en 2022 in de gemeente Groningen het aantal mensen met een bijstandsuitkering en steeg de werkzame beroepsbevolking (CBS Statline, 2024). Ook dit brengt in de meeste gevallen een stijging van het inkomen met zich mee.
Figuur 1: Percentage particuliere huishoudens in Nederland en gemeente Groningen met inkomen tot 110% van het sociaal minimum, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Nederland | gemeente Groningen | |
|---|---|---|
| 2019 | 10,2 | 16,5 |
| 2020 | 10,2 | 16,5 |
| 2021 | 9,800000000000001 | 15,7 |
| 2022* | 9,6 | 15,4 |
Tabel 1: Gemeenten met hoogste aandeel huishoudens met inkomen tot 110% van het sociaal minimum, 2022*
| Gemeente | Percentage |
|---|---|
| 1. Rotterdam | 17,6 |
| 2. Heerlen | 16,7 |
| 3. Amsterdam | 15,8 |
| 4. Arnhem | 15,4 |
| 4. Den Haag | 15,4 |
| 4. Groningen | 15,4 |
| Nederland | 9,6 |
2.1.1. Langdurig laag inkomen
Kijken we naar het aandeel huishoudens dat tenminste vier jaar achter elkaar een laag inkomen heeft, dan blijkt dat deze ontwikkeling wat stabieler is. In de gemeente Groningen daalde dit percentage licht van 10,7% in 2019 naar 10,4% in 2022 (zie figuur 2). In aantallen zijn er in 2022 in Groningen 9.600 huishoudens met een langdurig laag inkomen.
Als we iets verder terugkijken, valt op dat de aantallen en percentages huishoudens met lang een laag inkomen tussen 2014 en 2020 ieder jaar groeiden. Tussen 2019 en 2020 was er nog een toename van 300 huishoudens. Het ging hierbij voornamelijk om eenpersoonshuishoudens met voornamelijk een bijstandsuitkering en in mindere mate pensioen en overige sociale uitkeringen. Na 2020 zien we afnames in percentages en na 2021 in aantallen huishoudens met langdurig laag inkomen, zowel in Groningen als in Nederland. In Groningen gaat het tussen 2021 en 2022 om een afname van 200 huishoudens.
Figuur 2: Percentage particuliere huishoudens in Nederland en gemeente Groningen met tenminste 4 jaar een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Nederland | gemeente Groningen | |
|---|---|---|
| 2019 | 5,9 | 10,7 |
| 2020 | 6 | 10,9 |
| 2021 | 5,9 | 10,7 |
| 2022* | 5,8 | 10,4 |
Kijken we naar de totale groep huishoudens met een laag inkomen, dan blijkt dat de meerderheid langdurig een laag inkomen heeft (tabel 2). In 2022 had in de gemeente Groningen 59% van de huishoudens met een laag inkomen dit al minimaal vier jaar. Dit is iets hoger dan in geheel Nederland (56%). De groep met een langdurig laag inkomen wordt relatief gezien ieder jaar iets groter (zie tabel 2). Dit beeld zien we ook terug in het aantal en aandeel inwoners met een bijstandsuitkeringen in de gemeente; het aandeel bijstandsontvangers dat langer dan vijf jaar een uitkering heeft, stijgt elk jaar met een paar procentpunt (tot 44% in 2022) (Gronometer, 2024).
Tabel 2: Aandeel laag en langdurig laag inkomen tot 110% van het sociaal minimum in gemeente Groningen en Nederland, 2019-2022*
| Nederland | gemeente Groningen | |||
|---|---|---|---|---|
| 1 t/m 3 jaar | Tenminste 4 jaar | 1 t/m 3 jaar | Tenminste 4 jaar | |
| 2019 | 46% | 54% | 44% | 56% |
| 2020 | 45% | 55% | 43% | 57% |
| 2021 | 43% | 57% | 41% | 59% |
| 2022* | 44% | 56% | 41% | 59% |
2.1.2 Kinderen in armoede
Gemiddeld woont 7,0% van het aantal minderjarige kinderen in Nederland in een huishouden met een laag inkomen (tot 110% van het sociaal minimum). In de gemeente Groningen is dit 10,4% (figuur 3). Absoluut gaat het in de gemeente om 3.400 minderjarige kinderen. Meer dan 60% van deze kinderen (2.100) woont in een huishouden dat al minimaal 4 jaar een laag inkomen heeft. Dat is 6,6% van het totaal aantal kinderen in de gemeente. Landelijk is dit percentage 3,6.
Vergelijken we dit met andere gemeenten, dan zien we dat de gemeente Groningen op de 19e plek staat als het gaat om het aandeel kinderen in huishoudens met een laag inkomen. Gemeente Heerlen heeft met 17,4% het hoogste aandeel kinderen in gezinnen met een kleine beurs. In 2019 stond de gemeente Groningen nog op de 12e plek met 12,7%. Rotterdam had toen met 17,3% relatief gezien de meeste kinderen in armoede.
Sinds 2019 is het aandeel kinderen in huishoudens met een laag inkomen in de gemeente Groningen gedaald van 12,7% tot 10,4%. In aantallen gaat het om een daling van 800 kinderen. Het aandeel kinderen in huishoudens met een langdurig laag inkomen daalde van 7,8% naar 6,6%. In aantallen van 2.500 naar 2.100. Als we nog verder terugkijken in de tijd, zien we dat er in 2014 met 4.800 (14,4%) een piek was in het aantal kinderen in huishoudens met een laag inkomen. In de acht jaren daarna daalt dit aantal tot 3.400 in 2022.
Figuur 3: Percentage minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum in Nederland en gemeente Groningen, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Nederland | gemeente Groningen | |
|---|---|---|
| 2019 | 7,9 | 12,7 |
| 2020 | 7,9 | 12,3 |
| 2021 | 7,4 | 11,4 |
| 2022* | 7 | 10,4 |
2.2 Kenmerken huishoudens met laag inkomen in Groningen
Deze paragraaf gaat over de kenmerken van huishoudens die in de gemeente Groningen moeten rondkomen van een laag inkomen. We geven allereerst een overzicht van de algemene cijfers. Daarna zoomen we dieper in op het type huishouden, leeftijd, inkomensbron en herkomst van huishoudens met een laag inkomen. Tot slot gaat paragraaf 2.2.6 over het aantal kinderen dat woont in een gezin dat moet rondkomen van weinig geld. Wanneer we in de volgende paragrafen spreken van een laag inkomen, gaat het steeds om de inkomensgrens van 110% tot het sociaal minimum. Cijfers over de inkomensgrenzen 101% (bijstandsniveau) en 120% zijn in de bijlage van dit rapport te vinden.
2.2.1 Algemeen
In 2022 zijn er in de gemeente Groningen 16.400 huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Dat is 15,4% van het totaal aantal huishoudens (zie figuur 4). Kijken we naar huishoudens op bijstandsniveau (tot 101% van het sociaal minimum), dan gaat het om 11.200 huishoudens (10,5% van het totaal). Ten slotte hebben 19.600 huishoudens een inkomen tot 120% van het minimum; dit is 18,3% van alle huishoudens. Zoals in de figuur te zien is, daalde tussen 2019 en 2022 het aandeel huishoudens in elke lage-inkomensgroep. Het aantal huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum is afgenomen met 700. Dit doet zich met name voor in de armste groep; de inkomens tot 101%. Bij deze groep was de daling namelijk 600.
Het aantal personen in een huishouden met een laag inkomen (tot 110%) daalde in de gemeente Groningen tussen 2019 en 2022 met 1.600. In 2022 zijn er 22.200 personen die deel uitmaken van een huishouden met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum.
Figuur 4: Percentage particuliere huishoudens in de gemeente Groningen met tenminste een jaar een inkomen tot 101, 110% of 120% van het sociaal minimum, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| 2019 | 2020 | 2021 | 2022* | |
|---|---|---|---|---|
| Inkomen tot 101% sociaal minimum | 11,4 | 11,4 | 10,7 | 10,5 |
| Inkomen tot 110% sociaal minimum | 16,5 | 16,5 | 15,7 | 15,4 |
| Inkomen tot 120% sociaal minimum | 19,8 | 19,7 | 18,7 | 18,3 |
2.2.2 Type huishouden
Huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, bestaan voor bijna 80% uit eenpersoonshuishoudens (figuur 5). Dit zijn 13.000 huishoudens. Bijna 1 op de 10 huishoudens is een eenoudergezin (absoluut: 1.500). Zeven procent zijn paren zonder kind (absoluut: 1.200) en 4% paren met kind (absoluut: 600).
Het totaal aantal huishoudens in de gemeente bestaat voor iets meer dan de helft uit eenpersoonshuishoudens (zie figuur 5). Onder huishoudens met een laag inkomen zijn dus relatief veel eenpersoonshuishoudens. Andersom geldt voor samenwonenden met en zonder kinderen, dat zij relatief minder vaak een laag inkomen hebben.
Figuur 5: Particuliere huishoudens naar type, totaal en met inkomen tot 110% van het sociaal minimum, gemeente Groningen, 2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Eenpersoonshuishouden | Eenoudergezin | Paar, zonder kind | Paar, met kind(eren) | Overig | |
|---|---|---|---|---|---|
| tenminste 1 jaar laag inkomen | 79% | 9% | 7% | 4% | 1% |
| langdurig laag inkomen (tenminste 4 jaar) | 81% | 10% | 6% | 3% | 0% |
| totaal particuliere huishoudens | 51% | 7% | 25% | 16% | 1% |
Als we inzoomen op de afzonderlijke huishoudtypen, dan zien we dat bijna een kwart van de eenpersoonshuishoudens in de gemeente Groningen een laag inkomen heeft (figuur 6). Van alle eenoudergezinnen in de gemeente heeft 21,5% een laag inkomen. Dit valt in lijn met onderzoek van het SCP (2019), dat constateert dat eenoudergezinnen en alleenstaanden (tot 65 jaar) vaker dan gemiddeld arm zijn. Bij samenwonenden is dit een stuk minder het geval. Van de paren zonder kinderen in de gemeente heeft 4,4% een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, van paren en met kinderen is dit 3,4%. Deze huishoudens kunnen vaker terugvallen op de inkomens van beide partners.
Figuur 6: Aandeel particuliere huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum naar huishoudenstype, gemeente Groningen, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| 2019 | 2020 | 2021 | 2022* | |
|---|---|---|---|---|
| Eenpersoons huishouden | 25,8 | 25,7 | 24,5 | 24 |
| Eenoudergezin | 26,1 | 26,1 | 24,4 | 21,5 |
| Paar, zonder kind | 4,6 | 4,6 | 4,3 | 4,4 |
| Paar, met kind(eren) | 4,1 | 3,8 | 3,6 | 3,4 |
Figuur 6 laat zien dat het aandeel laag inkomen bij alle typen huishoudens sinds 2020 iets afneemt. Dit geldt vooral voor eenoudergezinnen, met een daling van 26,1% naar 21,5%. Absoluut gezien gaat het om een afname van 400 eenouderhuishoudens tussen 2019 en 2022 (van 1.900 naar 1.500). De daling vond vooral tussen 2021 en 2022 plaats. Verder daalden de aantallen eenpersoonshuishoudens en paren met kinderen beide met 100. Onder de totale daling van 600 huishoudens met een laag inkomen tussen 2019 en 2022, zijn er dus 500 gezinnen met kinderen. Hiervan hebben 400 gezinnen alleen minderjarige kinderen en 100 eenoudergezinnen minstens één meerderjarig kind.
Als het gaat om langdurig laag inkomen (niet in de figuur), dan heeft 17,5% van de eenpersoonshuishoudens minimaal vier jaar een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (niet in de figuur). Relatief gezien daalde het aandeel eenpersoonshuishoudens met een langdurig laag inkomen licht. In aantallen gaat het echter om een stijging van 400 huishoudens. Ook hier zien we de grootste daling bij eenoudergezinnen; van 16,5% in 2019 naar 13,9% in 2022 (absoluut 200).
2.2.3 Leeftijd
Figuur 7 laat de verdeling van het totaal aantal huishoudens met een laag inkomen naar leeftijd van de hoofdkostwinner[2] zien. Hieruit blijkt dat ruim een derde 25 tot 45 jaar is (5.900 huishoudens), en nog eens een derde 45 tot 65 jaar (5.600 huishoudens). Een kwart is 65 jaar of ouder; dit zijn 3.900 huishoudens.
Onder langdurige lage inkomens is de verdeling iets anders. Binnen deze groep zijn de leeftijdsgroepen vanaf 45 jaar groter. Van de huishoudens met een langdurig laag inkomen is 71% van de hoofdkostwinners 45 jaar of ouder, van huishoudens met minimaal een jaar een laag inkomen is dat 58%.
Figuur 7: Particuliere huishoudens naar leeftijd hoofdkostwinner, totaal en met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, gemeente Groningen, 2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| tot 25 jaar | 25 tot 45 jaar | 45 tot 65 jaar | 65 jaar of ouder | |
|---|---|---|---|---|
| tenminste 1 jaar laag inkomen | 7 | 36 | 34 | 23 |
| langdurig laag inkomen (tenminste 4 jaar) | 0 | 29 | 42 | 29 |
| totaal particuliere huishoudens | 7 | 39 | 31 | 23 |
[2] Wie binnen een huishouden de hoofdkostwinner is, is afhankelijk van het inkomen en de samenstelling van het huishouden. Bij een (echt)paar is altijd een van de partners de hoofdkostwinner; namelijk degene met het hoogste inkomen.
Kijken we naar het totaal van de afzonderlijke leeftijdsgroepen binnen de gemeente Groningen, dan zien we dat in 2022 binnen de leeftijdsgroep 45-64 jaar het hoogste aandeel huishoudens een laag inkomen heeft, namelijk 16,8% (figuur 8). Onder de leeftijdsgroep 25-45 jaar is dit aandeel het laagst; 13,9%. Zoals in de figuur te zien, daalde het aandeel tussen 2019 en 2022 in de drie eerste leeftijdscategorieën. Vooral binnen de jongste leeftijdsgroep was dit het geval; van 19,7% naar 15,9% (absoluut: 100 huishoudens). In de oudste leeftijdscategorie steeg het aandeel lage inkomens met 0,4 procentpunt. In aantal gaat het om een stijging van 400 huishoudens
Figuur 8: Aandeel particuliere huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum naar leeftijd, gemeente Groningen, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| 2019 | 2020 | 2021 | 2022* | |
|---|---|---|---|---|
| tot 25 jaar | 19,7 | 19,3 | 16,8 | 15,9 |
| 25 tot 45 jaar | 15,7 | 15,5 | 14,3 | 13,9 |
| 45 tot 65 jaar | 17,7 | 17,8 | 17,5 | 16,8 |
| 65 jaar of ouder | 15,4 | 15,6 | 15,4 | 15,8 |
Als het gaat om langdurig laag inkomen, dan zien we tussen 2019 en 2022 relatieve dalingen bij de twee jongste leeftijdscategorieën (niet in de figuur). Bij de twee oudste leeftijdscategorieën nam het relatieve aandeel juist met 0,3 procentpunt toe. Bij de 65-plussers gaat het om een stijging van 200 huishoudens, bij de 45-65-jarigen van enkele tientallen huishoudens.
2.2.4 Inkomensbron
Het CBS stelt ook cijfers beschikbaar over de inkomensbron van huishoudens met een laag inkomen. Hierbij wordt gekeken naar de voornaamste inkomensbron die een huishouden in een jaar had; de bron waaruit het huishoudens in een jaar het meeste inkomen ontving.
Zoals figuur 9 toont, heeft in de gemeente Groningen bijna 60% van alle huishoudens inkomen uit arbeid en 6% uit een eigen onderneming. Van alle huishoudens heeft 21% pensioen (inclusief AOW) en 7% een bijstandsuitkering. Onder huishoudens met een laag inkomen liggen deze verhoudingen anders. Van deze groep heeft 13% het belangrijkste inkomen uit arbeid (2.100 huishoudens) en 41% een bijstandsuitkering (6.700 huishoudens). Verder heeft 22% van de huishoudens met een laag inkomen pensioen (3.500 huishoudens) en 6% een eigen onderneming (100 huishoudens). Bij de groep huishoudens met een langdurig laag inkomen heeft een nog groter deel inkomen uit bijstand (49%; 4.700 huishoudens) en uit pensioen (27%; 2.600 huishoudens) als belangrijkste inkomensbron.
Figuur 9: Particuliere huishoudens naar belangrijkste inkomensbron, totaal en met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, gemeente Groningen, 2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Inkomen uit arbeid | Eigen onderneming | Bijstand | WW | Arbeids ongeschiktheid uitkering | Pensioen/AOW | Overige uitkering** | Overig of onbekend | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| tenminste 1 jaar laag inkomen | 12 | 6 | 41 | 1 | 5 | 22 | 13 | 0 |
| langdurig laag inkomen (tenminste 4 jaar) | 3 | 2 | 49 | 0 | 5 | 27 | 14 | 0 |
| totaal particuliere huishoudens | 59 | 6 | 7 | 0 | 3 | 21 | 3 | 1 |
**Onder ‘Overige uitkering’ vallen uitkeringen overige sociale voorzieningen, zoals Wajong, IOAW, IOAZ, Bbz,
Als we inzoomen op de afzonderlijke typen inkomensbronnen binnen de gemeente Groningen, dan zien we het volgende. Binnen de groep waar een bijstandsuitkering het belangrijkste inkomen is, heeft het hoogste deel een laag inkomen: 89% (figuur 10) [3]. Ook van de huishoudens met een ‘overige’ uitkering heeft met 72% een groot deel een laag inkomen. Onder huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is het aandeel ruim een kwart. Bij de inkomens uit arbeid komt een laag inkomen relatief weinig voor; 3% uit deze groep heeft een laag inkomen. Van alle huishoudens met inkomen uit eigen onderneming moet 15% rondkomen van een laag inkomen. Hetzelfde percentage geldt voor huishoudens met inkomen uit pensioen/AOW.
Figuur 10: Aandeel particuliere huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum naar belangrijkste inkomensbron, gemeente Groningen, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| 2019 | 2020 | 2021 | 2022* | |
|---|---|---|---|---|
| Arbeid | 4 | 4 | 3 | 3 |
| Eigen onderneming | 17 | 13 | 14 | 15 |
| Bijstand | 89 | 89 | 90 | 89 |
| Arbeids ongeschiktheid | 29 | 29 | 30 | 27 |
| Pensioen | 15 | 16 | 15 | 15 |
| Overige uitkering** | 71 | 68 | 70 | 72 |
**Onder ‘Overige uitkering’ vallen uitkeringen overige sociale voorzieningen, zoals Wajong, IOAW, IOAZ, Bbz,
Als het gaat om langdurig laag inkomen, dan zien we tussen 2019 en 2022 een stijging bij de overige uitkeringen. Het gaat om een stijging van 6 procentpunt; van 48% naar 54%. Dat betekent dus dat meer dan de helft van de huishoudens met een ‘overige uitkering’, al minimaal 4 jaar een laag inkomen heeft. In aantallen gaat het om een stijging van 1.200 naar 1.400 huishoudens. Alleen bij inkomens uit eigen onderneming zien we een daling in het aandeel dat langdurig een laag inkomen heeft; van 5% naar 3% (absoluut een daling van 100 huishoudens).
[3] Het ligt voor de hand dat alle huishoudens met een bijstandsuitkering een laag inkomen hebben. Dit is echter niet het geval, vanwege de methode die het CBS gebruikt. Het CBS kijkt naar de bron waaruit een huishoudens in een jaar het meeste inkomen ontvangt. Dan kan het zijn dat een huishouden bijvoorbeeld negen maanden een bijstandsuitkering had, en drie maanden een betaalde baan. In dit geval komt voor dit huishouden het grootste deel van het jaarinkomen uit een bijstandsuitkering. Maar doordat men in loondienst een hoger maandinkomen had, komt het jaarinkomen hoger uit dan 110% van het sociaal minimum.
2.2.5 Herkomstland
Figuur 11 laat de verdeling van het totaal aantal huishoudens met een laag inkomen naar herkomstland[4] van de hoofdkostwinner[5] zien. Hieruit blijkt dat bijna twee derde van de huishoudens met een laag inkomen een Nederlandse achtergrond heeft (64%; 10.500 huishoudens). Verder heeft 8% een andere Europese achtergrond en 29% heeft een herkomst van buiten Europa. Absoluut gaat het om respectievelijk 1.300 en 4.700 huishoudens. Als we kijken naar de verdeling van herkomst over de totale huishoudensbevolking van de gemeente Groningen, dan blijkt dat onder huishoudens met een laag inkomen relatief veel huishoudens met een herkomst buiten Europa zijn. Van alle huishoudens in de gemeente heeft 15% een niet-Europese herkomst, terwijl dit aandeel binnen de huishoudens met een laag inkomen 29% is.
Figuur 11: Particuliere huishoudens naar herkomstland hoofdkostwinner, totaal en met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, gemeente Groningen, 2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Herkomst NL | Herkomst Europa | Herkomst buiten Europa | |
|---|---|---|---|
| tenminste 1 jaar laag inkomen | 64 | 8 | 28 |
| langdurig laag inkomen (tenminste 4 jaar) | 65 | 7 | 28 |
| totaal particuliere huishoudens | 78 | 7 | 15 |
Van het totaal aantal huishoudens in de gemeente Groningen met een herkomst van buiten Europa, heeft 29% een laag inkomen (zie figuur 12). Van de huishoudens uit Europa is dat 18% en van huishoudens met een Nederlandse achtergrond is dat 13%. Zoals in onderstaande figuur te zien, daalde het aandeel huishoudens met een laag inkomen tussen 2019-2022 in elke herkomstgroep.
Figuur 12: Aandeel particuliere huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum naar herkomst hoofdkostwinner, gemeente Groningen, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| 2019 | 2020 | 2021 | 2022* | |
|---|---|---|---|---|
| Herkomst NL | 14 | 14 | 13 | 13 |
| Herkomst Europa | 19 | 20 | 17 | 18 |
| Herkomst buiten Europa | 32 | 32 | 30 | 29 |
[4] Herkomstland geeft weer met welk land een persoon verbonden is op basis van het geboorteland van de ouders of van zichzelf. Hierbij is nagegaan of iemand zelf in Nederland of het buitenland geboren is en daarnaast of de ouders in Nederland of elders geboren zijn. Het herkomstland van personen die in het buitenland zijn geboren is bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, is het herkomstland bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dan die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt.
[5] Wie binnen een huishouden de hoofdkostwinner is, is afhankelijk van het inkomen en de samenstelling van het huishouden. Bij een (echt)paar is altijd een van de partners de hoofdkostwinner; namelijk degene met het hoogste inkomen.
2.2.6 Kinderen in armoede
We kijken in deze paragraaf niet, zoals in de paragrafen hierboven, naar aantallen huishoudens, maar naar aantallen minderjarige kinderen.
Zoals al genoemd in paragraaf 2.1.2 woont in 2022 10,4% van alle minderjarige kinderen in de gemeente Groningen in een huishouden met een laag inkomen (tot 110% van het sociaal minimum). Absoluut gaat het om 3.400 kinderen. Meer dan 60% van deze kinderen woont al minimaal 4 jaar in een huishouden met een laag inkomen. Deze 3.400 kinderen wonen samen in 1.900 huishoudens.
Figuur 13 laat zien dat 32% van de kinderen in een eenoudergezin opgroeit in een huishouden met een laag inkomen. Absoluut zijn dit 2.300 kinderen. Sinds 2019 is dit aandeel gedaald van 38,6% naar 32,0% (absoluut een daling van 500 kinderen). Van de kinderen die opgroeien in een gezin met twee volwassenen woont 4,3% in een huishouden met een laag inkomen (1.100 kinderen). Dit aantal daalde sinds 2019 met 200.
Figuur 13: Aandeel minderjarige kinderen in een huishouden met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum naar type huishouden, 2019-2022*
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Type: Eenoudergezin | Type: Paar, met kind(eren) | |
|---|---|---|
| 2019 | 38,6 | 5,2 |
| 2020 | 38,4 | 4,7 |
| 2021 | 35,2 | 4,6 |
| 2022* | 32 | 4,3 |
Tabel 3 toont het aandeel kinderen in huishoudens met een laag inkomen per wijk. In Oud-Noord, Oosterparkwijk en Noordwest ligt het aandeel het hoogst; (bijna) een kwart. Zoomen we nog dieper in op buurtniveau, dan springen de Bloemenbuurt, De Hoogte, en Selwerd er in negatieve zin uit. In deze wijken leven respectievelijk 51,5%, 39,5% en 31,7% van de kinderen in een huishouden met een laag inkomen. In bijna alle wijken is sinds 2019 het aandeel kinderen in armoede gedaald. Alleen in Oud-Zuid en Glimmen-Noordlaren-Onnen steeg het aandeel. In de Bloemenbuurt steeg het aandeel met 1 procentpunt, in De Hoogte en Selwerd daalde het met respectievelijk 2,5 en 5,9 procentpunt.
Tabel 3: Aandeel kinderen in huishoudens met inkomen tot 110% van het sociaal minimum per wijk, 2022*
| Wijk | 2022* | 2019 |
|---|---|---|
| Centrum | 8 | 10 |
| Oud-Zuid | 10 | 7 |
| Oud-West | 8 | 9 |
| Oud-Noord | 26 | 29 |
| Oosterparkwijk | 25 | 29 |
| Zuidoost | 3 | 3 |
| Helpman e.o. | 6 | 9 |
| Zuidwest | 7 | 8 |
| Hoogkerk e.o. | 7 | 9 |
| Midden-West | 11 | 13 |
| Noordwest (SPT) | 23 | 28 |
| Noordoost | 12 | 14 |
| Noorddijk e.o. | 12 | 14 |
| Meerdorpen | 0 | 2 |
| Meerstad e.o. | 1 | 1 |
| Ten Boer e.o. | 5 | 7 |
| Ten Post e.o. | 2 | 6 |
| Haren-West e.o. | 2 | 3 |
| Haren-Oost e.o. | 5 | 5 |
| Glimmen-Noordlaren-Onnen | 6 | 4 |
| totaal gemeente Groningen | 10,4 | 12,7 |