Geboorte, sterfte, migratie: aannames en prognoses
Geboorte, sterfte migratie: aannames en prognoses
Het uitgangsjaar van de bevolkingsprognose is 2022. Dit betekent dat als basisbevolking de waargenomen bevolkingsopbouw van 1 januari 2022 naar leeftijd en geslacht wordt gehanteerd.
Aan de basis van bevolkingsprognoses liggen aannames over factoren die de omvang en samenstelling van de bevolking beïnvloeden. De demografische factoren uit het GBPro-model zijn geboorte, sterfte, binnen- en buitenlandse migratie. In de volgende alinea’s bespreken we per factor de toekomstige ontwikkelingen en de veronderstellingen die hieraan ten grondslag liggen.
Geboorte: aannames en toekomstige ontwikkelingen
In de periode 2012 tot en met 2019 kende de gemeente Groningen een aanhoudende daling van het aantal geboorten bij de jongere twintigers en dertigers. Vanaf 2020 kwam de verwachte opleving van het kindertal in Groningen en komt meer en meer in lijn met de landelijke ontwikkeling (Stoeldraijer, Van Duin en Te Riele, 2021). Het aantal kinderen dat bij oudere dertigers werd geboren nam vooral toe. De bevolkingsprognose 2022-2042 veronderstelt daarom dat vrouwen de stap naar het ouderschap opschuiven en kinderen op latere leeftijd alsnog zullen krijgen.
Het aantal kinderen dat in een gebied wordt geboren wordt vaak benaderd door het totale vruchtbaarheidscijfer, hierna te noemen "tfr" (Dalen en Henkens, 2020). De tfr wordt berekend door het aantal kinderen dat in een jaar bij vrouwen van een bepaalde leeftijd wordt geboren te delen door het aantal vrouwen van die leeftijd in de bevolking (CBS, december 2021).
De gemiddelde tfr over de afgelopen tien jaar (2012 tot en met 2021) is acht procent lager dan de tfr in 2012. In de bevolkingsprognose nemen we aan dat de tfr verder trendmatig daalt van 1,30 in 2021 naar bijna 1,20 in 2031, hetgeen eveneens een daling van acht procent betekent. Naarmate we verder in de toekomst kijken, zijn de ontwikkelingen onzekerder. We veronderstellen daarom dat de tfr tot en met 2041 stabiel blijft op het niveau van het jaar 2031.
Onder deze veronderstellingen zal het aantal geboorten naar verwachting oplopen van 2.242 in 2022 tot 2.514 in 2041. Er zijn drie factoren die deze toekomstige ontwikkeling zouden kunnen verklaren: het aantal op te leveren woningen, met name eengezinswoningen, de toekomstige ontwikkeling in het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd en het vruchtbaarheidscijfer. Figuur 1 toont dat de stijgingen en dalingen van het aantal geboorten de schommelingen in het aantal op te leveren eengezinswoningen weerspiegelen. Tot en met 2040 is gepland dat ongeveer een vierde van de op te leveren woningen een eengezinswoning is. Meer eengezinswoningen kan het aantrekken en behoud van (jonge) gezinnen betekenen waardoor gezinsuitbreiding in het verschiet kan liggen. In het prognosemodel hebben we in dit kader echter ook aangenomen dat oplevering van eengezinswoningen vertraagd doorwerkt in de toekomstige ontwikkeling van geboorten. De doorrekening van deze aanname is zichtbaar in de cijfers van de geboorteprognose (figuur 1).
De ontwikkeling in het aantal geboorten valt ook te verklaren door zowel het vruchtbaarheidscijfer als door de ontwikkeling in het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd. In de bevolkingsprognose veronderstellen we dat de tfr vanaf 2021 trendmatig daalt van 1,30 naar 1,20 in 2031 en in de periode 2031 tot 2042 stabiel blijft. Ondanks de verwachte afname van het vruchtbaarheidscijfer van 1,30 naar 1,20 zal een gematigde stijging van het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd de ontwikkeling in het aantal geboorten kunnen verklaren.
Figuur 1: Geboorteprognose t.o.v. verwachte oplevering eengezinswoningen en prognose vrouwen in vruchtbare leeftijd (15 tot en met 49 jaar), Gemeente Groningen, 2022 tot en met 2041

Sterfte: aannames en toekomstige ontwikkelingen
Het sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaalde periode (bijvoorbeeld een jaar) per 1000 mensen van een bepaalde groep (bijvoorbeeld de hele bevolking van een land). In de afgelopen tien jaar is het sterftecijfer in Groningen voor zowel de vrouwen als mannen schommelend maar gestaag toegenomen. In 2020 en 2021 lag de sterfte gemiddeld 115 hoger dan dan in de voorafgaande acht jaren, een gevolg van de coronapandemie. In lijn met de aannames in de CBS Bevolkingsprognose 2021-2070, veronderstellen wij dat de hogere sterfte een korte opleving is die niet wordt meegenomen bij het schatten van de lange termijn sterftetrend. Over het verdere (sterfte)verloop van de coronapandemie is namelijk nog veel onzeker (Stoeldraaijer et al., 2021).
Sterfte is niet zo zeer afhankelijk van de woningbouwplanning. We verwachten daarom dat de sterfte zich zal ontwikkelen zoals in een basisprognose, i.e een bevolkingsprognose op basis van alleen natuurlijke groei (i.e. geboorte minus sterfte). Hierdoor ligt het sterftecijfer in de prognoseperiode op een niveau van zo'n 3,9 voor de vrouwen tot 4,8 voor de mannen. Deze aanname ligt in lijn met aannames in de CBS Bevolkingsprognose 2021-2070 waarin het aantal overledenen, met name door de vergrijzing, geleidelijk zal toenemen (Stoeldraaijer et al., 2021). Het aantal overledenen in de gemeente Groningen neemt vanaf 2022 geleidelijk toe, tot een maximum van 2027 rond 2041.
Jaarlijkse afname natuurlijke groei 2022 tot en met 2041
De natuurlijke groei is het verschil tussen het aantal levend geboren kinderen en het aantal sterfgevallen. In figuur 2 (volgende pagina) wordt, voor de periode 2012 tot en met 2041, de ontwikkeling van de jaarlijkse natuurlijke groei weergegeven en hoe deze ontwikkeling kan verklaard worden door het aantal geboorten en sterfgevallen.
Figuur 2: Ontwikkeling geboorten, sterften, natuurlijke groei, gemeente Groningen, 2012 tot en met 2041
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Jaar | Ontwikkeling geboorten | Ontwikkeling sterften | Ontwikkeling natuurlijke groei |
|---|---|---|---|
| 2012 | 2277 | 1735 | 542 |
| 2013 | 2231 | 1664 | 567 |
| 2014 | 2242 | 1701 | 541 |
| 2015 | 2274 | 1706 | 568 |
| 2016 | 2201 | 1719 | 482 |
| 2017 | 2155 | 1748 | 407 |
| 2018 | 2037 | 1701 | 336 |
| 2019 | 2026 | 1705 | 321 |
| 2020 | 2074 | 1806 | 268 |
| 2021 | 2224 | 1843 | 381 |
| 2022 | 2242 | 1710 | 532 |
| 2023 | 2263 | 1705 | 558 |
| 2024 | 2288 | 1738 | 550 |
| 2025 | 2308 | 1775 | 533 |
| 2026 | 2325 | 1807 | 518 |
| 2027 | 2340 | 1843 | 497 |
| 2028 | 2352 | 1883 | 469 |
| 2029 | 2360 | 1917 | 443 |
| 2030 | 2358 | 1948 | 410 |
| 2031 | 2382 | 1987 | 395 |
| 2032 | 2400 | 2020 | 380 |
| 2033 | 2416 | 2050 | 366 |
| 2034 | 2430 | 2085 | 345 |
| 2035 | 2444 | 2120 | 324 |
| 2036 | 2460 | 2147 | 313 |
| 2037 | 2469 | 2174 | 295 |
| 2038 | 2482 | 2196 | 286 |
| 2039 | 2496 | 2228 | 268 |
| 2040 | 2504 | 2253 | 251 |
| 2041 | 2514 | 2270 | 244 |
Het aantal geboorten schommelde in de afgelopen tien jaar tussen de 2.025 en 2.280. Het aantal overledenen nam daarentegen schommelend maar gestaag toe, van 1.735 in 2012 tot rond de 1.840 in 2021. Deze ontwikkelingen resulteerde tot en met 2021 in een schommelend, maar gestaag afnemende natuurlijke groei van ongeveer 540 in 2012 naar 380 in 2021. In de nieuwe bevolkingsprognose van de gemeente Groningen nemen we aan dat de afnemende natuurlijke groei onderdeel uitmaakt van een langdurige trend. De geboorte- en sterfteprognose tonen dat de toename in het aantal overledenen jaarlijks sterker zal zijn dan de toename in de geboorte, waardoor er dus sprake zal zijn van een dalende trend in de natuurlijke groei (figuur 3).
Figuur 3: Jaarlijkse groeipercentage geboorten en sterften, gemeente Groningen, 2022 tot en met 2041
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Jaar | Groeipercentage geboorten | Groeipercentage sterften |
|---|---|---|
| 2022-2023 | 0,9% | -0,3% |
| 2023-2024 | 1,1% | 1,9% |
| 2024-2025 | 0,9% | 2,1% |
| 2025-2026 | 0,7% | 1,8% |
| 2026-2027 | 0,6% | 2,0% |
| 2027-2028 | 0,5% | 2,2% |
| 2028-2029 | 0,3% | 1,8% |
| 2029-2030 | -0,1% | 1,6% |
| 2030-2031 | 1,0% | 2,0% |
| 2031-2032 | 0,8% | 1,7% |
| 2032-2033 | 0,7% | 1,5% |
| 2033-2034 | 0,6% | 1,7% |
| 2034-2035 | 0,6% | 1,7% |
| 2035-2036 | 0,7% | 1,3% |
| 2036-2037 | 0,4% | 1,3% |
| 2037-2038 | 0,5% | 1,0% |
| 2038-2039 | 0,6% | 1,5% |
| 2309-2040 | 0,3% | 1,1% |
| 2040-2041 | 0,4% | 0,8% |
Migratiesaldi: aannames en toekomstige ontwikkelingen
Het migratiebeeld van de afgelopen tien jaar wordt gekenmerkt door forse schommelingen (figuur 4). Deze (sterk) fluctuerende feitelijke migratieontwikkelingen zijn van jaar op jaar lastig in te schatten. Met het maken van een prognose van het binnen- en buitenlandse migratiesaldi hebben we daarom geprobeerd een meer structureel (gemiddeld) beeld te schetsen.
Binnenlands migratiesaldo
Het binnenlandse migratiesaldo is het saldo van verhuizingen van mensen naar de gemeente en verhuizingen vanuit de gemeente naar elders binnen Nederland.
In de bevolkingsprognose is de aanname voor het binnenlands migratiesaldo voor een groot deel afhankelijk van de woningbouwplanning. Bij het prognosticeren van het binnenlands migratiesaldo wordt op basis van de leeftijdsfracties de vestigers verdeeld over leeftijden en geslachten. Bij deze aanname wordt eerst een 0 scenario op basis van het bouwprogramma doorgerekend. Aan het einde van de doorrekening wordt voor het eerste jaar gekeken hoeveel huishoudens er zijn en uit hoeveel personen die huishoudens gemiddeld bestaan. Het aantal woningen wordt daarna afgezet tegen het aantal huishoudens. Bij een tekort aan woningen worden in het prognosemodel huishoudens ‘weggestuurd’ en bij een overschot ‘toegelaten’. Het binnenlands migratiesaldo is daarmee een modeluitkomst, een resultante van de berekening, en geen inputgegeven (Vermeulen en Diepeveen, 2021).
In de bevolkingsprognose speelt, naast de woningbouwplanning, de historische ontwikkeling van de binnenlandse migratiesaldi ook een rol die, zowel in Nederland als in Groningen een weinig constant beeld vertoont. Uit figuur 4 blijkt dat er voor de periode 2015 tot en met 2021 sprake was van een negatief binnenlands migratiesaldo. De verwachting is dat het binnenlands migratiesaldo een grillig beeld zal vertonen en variëren tussen de 275 en 1.250. Als gevolg van minder of meer woningbouw in een bepaald jaar zal het migratiesaldo in de prognoseperiode hoger of lager zijn.
Het negatief binnenlands migratiesaldo loopt in de prognosejaren opvallend snel op tot positieve migratiesaldi. Het lijkt erop dat de huidige woningbouwplanning in de prognoseperiode vooral gericht is op een versnelde toename in de instroom van jongeren (studenten) en starters. De verwachting is dan ook dat zich per saldo vanuit het binnenland meer mensen vestigen in Groningen dan dat er verlaten waardoor positieve migratiesaldi in deze periode plausibel klinken. De verwachte ontwikkeling van het binnenlands migratiesaldo in de prognoseperiode is een direct gevolg van de woningbouwprogrammering tot 2041.
Buitenlands migratiesaldo
Van de demografische factoren is de buitenlandse migratie (het verschil tussen de buitenlandse vestiging en het buitenlands vertrek) erg lastig te voorspellen. De ontwikkeling van bijvoorbeeld politieke toestanden en economie in andere landen laten zich namelijk moeilijk doorberekenen in een prognose.
In Groningen is het aantal internationale immigranten opgelopen van 5.200 in 2012 tot 7.530 in 2021. Het aantal emigranten daarentegen is in dezelfde periode opgelopen van 4.590 naar 4.720. Het buitenlandse migratiesaldo is hierdoor in de afgelopen tien jaar positief tot bijna 2.815 in 2021 (figuur 4).
Het totaal buitenlands migratiesaldo van Nederland bedroeg in de afgelopen jaren gemiddeld ongeveer 50.000 personen, waarvan gemiddeld zo’n twee procent toegerekend kan worden aan de gemeente Groningen, i.e. ongeveer 1.000 personen. In de nieuwe bevolkingsprognose van de gemeente Groningen verwachten we dat deze trend zich gaat doorzetten vanwege een blijvende stijging van de instroom buitenlandse studenten: het migratiesaldo zal zich in de prognoseperiode stabiliseren rond de 1.000 personen per jaar (figuur 4). Echter, het buitenlands migratiesaldo blijft een factor met een hoge mate van onzekerheid.
Figuur 4: Prognose migratiesaldi (totaal, binnen- en buitenlands), gemeente Groningen, 2022 tot en met 2041

Tot aan 2041 voorzien we een gemiddelde totale instroom van 22.650 personen per jaar en een gemiddelde totale uitstroom van bijna 21.140 personen. Gemiddeld verwachten we dus een jaarlijks vestigingsoverschot van ongeveer 1.510. De vestiging zal het hoogst zijn in de leeftijd van 17- tot en met 24 jaar, het vertrek zal het hoogst zijn in de leeftijdscategorie 21- tot en met 24-jarigen.
Woningbouwplanning
Woningbouwplanning is een andere belangrijke factor die in het model van invloed is op bevolkingsontwikkelingen. De gemeente stelt in samenwerking met projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties en andere bouwers een woningbouwprogramma vast voor de komende jaren. Het opstellen van een woningbouwprogrammering is echter niet eenvoudig, omdat de vaak niet beïnvloedbare factoren (economische ontwikkelingen, individualisering, vergrijzing en gezinsverdunning) hierop, moeilijk te bepalen zijn. In de nieuwste bevolkingsprognose zijn hoge ambities neergelegd in woningbouwplannen. Voor de periode 2022 tot en met 2040 is de verwachting dat de woningvoorraad met ruim 24.600 zal toenemen.
De ontwikkeling van het aantal en type woningen oefent een sterke invloed uit op de (waarschijnlijke) toekomstige ontwikkeling van het inwonertal van de gemeente Groningen. In het prognosemodel nemen we dan ook aan dat hoe meer woningen gebouwd worden, des te meer ruimte er is voor bevolkingsgroei.