Resultaten
3.1 Klimaatverandering
We vroegen de respondenten in hoeverre zij zich zorgen maken over de klimaatverandering (Figuur 5). Hieruit blijkt dat meer dan driekwart van de respondenten (78%) zich (veel) zorgen maakt over de klimaatverandering. Daarnaast zegt 15% neutraal te zijn wat betreft hun zorgen over klimaatverandering. Slechts 7% geeft aan zich geen tot weinig zorgen te maken.
Figuur 5: Zorgen klimaatverandering (n=4.994)
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Zorgen klimaatverandering | Veel | Een beetje | Neutraal | Weinig | Geen | 
|---|---|---|---|---|---|
| 48 | 30 | 15 | 3 | 4 | 
Wanneer er wordt gekeken naar de zorgen omtrent klimaatverandering per opleidingstype (zie Figuur 6), valt op dat theoretisch opgeleiden zich meer zorgen maken (84%) dan gemengd (70%) en praktisch opgeleiden (61%). Van de respondenten die geen opleidingstype wilden vermelden, maakt 64% zich zorgen over klimaatverandering.
Figuur 6: Zorgen klimaatverandering (n=4.994) naar opleidingstype
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| % | |
|---|---|
| Wil ik niet zeggen (n=129) | 64 | 
| Praktisch (n=422) | 61 | 
| Gemengd (n=877) | 70 | 
| Theoretisch (n=3.258) | 84 | 
In een vervolgvraag hebben we de respondenten gevraagd of ze de maatregelen die de gemeente neemt omtrent klimaatverandering steunen, zoals het plaatsen van meer groen om hitte te voorkomen en regenwater beter op te kunnen vangen. Bij deze vraag gaf het overgrote merendeel van de respondenten (97%) aan deze maatregelen te steunen.
Aansluitend hebben we aan de respondenten die de maatregelen steunen gevraagd of zij tips of suggesties hebben omtrent deze maatregelen. Respondenten geven als tip voornamelijk aan om meer groen te planten, tegels door gras(tegels) te vervangen en om de binnenstad autovrij te maken. Bovendien geven respondenten als tip het betrekken, informeren en stimuleren van bewoners bij plannen omtrent vergroening.
Blijf groen in de stad (grasveldje, park, bomenrij) stimuleren en uitvoeren. Creëer draagvlak bij burger (pluktuin, moestuin, boomgaard voor iedereen in de wijk en actief meedoen).
Het makkelijker maken voor inwoners om plekken aan te geven waar ruimte is voor groen.
Aan de respondenten die hebben aangegeven de maatregelen niet te ondersteunen, hebben we gevraagd wat de gemeente zou moeten doen zodat zij deze wel of meer kunnen ondersteunen. Ook hier geven respondenten aan dat ze graag liever meer betrokken en geïnformeerd worden over de maatregelen die de gemeente treft omtrent klimaatverandering:
Bewoners meer betrekken bij de plannen. Dat geldt zeker voor de bewoners die direct invloed ervaren van de uitvoering van de plannen, zoals bijvoorbeeld een nieuwe boom in de nabije omgeving.
3.2 Biodiversiteit
Net als bij klimaatverandering hebben we de respondenten gevraagd in hoeverre zij zich zorgen maken over de afname van de biodiversiteit (zie Figuur 7). Ook hier geeft meer dan driekwart van de respondenten (78%) aan zich (veel) zorgen te maken over de afname van de biodiversiteit. Voor 16% van de respondenten is hun standpunt ten aanzien van deze afname neutraal. Slechts 6% geeft aan zich geen tot weinig zorgen te maken over de afname van de biodiversiteit.
Figuur 7: Zorgen afname biodiversiteit (n=4.925)
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Zorgen afname biodiversiteit | Veel | Een beetje | Neutraal | Weinig | Geen | 
|---|---|---|---|---|---|
| 49 | 29 | 16 | 3 | 3 | 
Wanneer onderscheid wordt gemaakt in opleiding (zie Figuur 8), dan valt op dat theoretisch opgeleiden zich meer zorgen maken over de afname van biodiversiteit (84%) dan gemengd (71%) en praktisch opgeleiden (65%). Van de respondenten die hun opleidingstype niet wilden vermelden, maakt 67% zich zorgen over de afname van de biodiversiteit.
Figuur 8: Zorgen afname biodiversiteit (n=4.925) naar opleiding
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| % | |
|---|---|
| Wil ik niet zeggen (n=129) | 67 | 
| Praktisch (n=421) | 65 | 
| Gemengd (n=880) | 71 | 
| Theoretisch (n=3.257) | 84 | 
Wanneer we de respondenten vragen naar hun standpunt over de maatregelen van de gemeente ter bevordering van de biodiversiteit, zoals het planten van diverse bomen en het zaaien van bloemmengsels, geeft opnieuw het overgrote merendeel (97%) aan deze maatregelen te steunen.
Ter opvolging van deze vraag hebben we aan de respondenten die de maatregelen steunen gevraagd of zij tips of suggesties hebben omtrent deze maatregelen. Respondenten geven voornamelijk aan dat ze graag zouden zien dat het huidige groen (beter) wordt beheerd en dat er minder gekapt en gemaaid wordt. Hierbij wordt vaak de actie ‘Maai Mei Niet’ genoemd als voorbeeld, waar de gemeente in mei zoveel mogelijk grasvelden niet maaide.
Minder vaak maaien en stukken wild laten in de stad. Als er gemaaid wordt alleen op "slimme" momenten als fauna er zo weinig mogelijk last van heeft.
Aan de respondenten die hebben aangegeven de maatregelen omtrent het versterken van de biodiversiteit niet te ondersteunen, is de vraag gesteld wat de gemeente zou moeten doen zodat zij de maatregelen wel of meer kunnen ondersteunen. Hier geeft een aantal respondenten aan dat de gemeente zich meer moet focussen op het onderhouden van de leefomgeving, soms door juist meer te maaien.
3.3 Beheerniveaus
De gemeente kiest er op dit moment voor om alle onderdelen van het beheer van de openbare ruimte te onderhouden op hetzelfde niveau. Hierdoor worden alle onderdelen onderhouden op beheerniveau C, wat betekent dat het beheerbudget evenredig wordt verdeeld. Uitzondering hierop vormen de noordelijke wijken, die op een hoger niveau worden onderhouden[1]. In de vragenlijst hebben we aan de respondenten gevraagd hoe zij het beheerbudget zouden verdelen. Deze vraag is gesteld aan de hand van verschillende foto’s per beheerniveau (zie Bijlage 2). Hierbij is de opmerking geplaatst dat het intensiveren van het beheer op een onderdeel door het op een hoger niveau te zetten (A of B), betekent dat een ander onderdeel minder onderhoud kan krijgen (D). In Figuur 9 wordt getoond hoe de respondenten het beheerbudget verdelen. Voor alle onderdelen van beheer geldt dat driekwart of meer van de respondenten de voorkeur heeft voor het huidige of een hoger beheerniveau (A, B of C). Voor ‘onkruid op straat verwijderen’ en ‘verkeersborden schoonmaken’ vindt een substantieel deel van de respondenten (respectievelijk 27% en 19%) dat een lager onderhoudsniveau (D) acceptabel is. Verder valt op dat de respondenten kwalitatief groen belangrijk vinden. Van de respondenten wenst namelijk 64% dat de huidige beplanting beter onderhouden wordt en 69% van de respondenten heeft de voorkeur voor een hoger beheerniveau van zwerfvuil opruimen (niveau A of B).
Figuur 9: Verdeling beheerbudget verschillende onderhoudsonderdelen (n=4.794)
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Beheer | Beheerniveau A | Beheerniveau B | Beheerniveau C | Beheerniveau D | 
|---|---|---|---|---|
| Afvalbakken legen | 12 | 44 | 40 | 3 | 
| Onkruid op straat verwijderen | 16 | 25 | 32 | 27 | 
| Planten onderhouden | 20 | 44 | 26 | 9 | 
| Stoepen vlak maken | 18 | 37 | 37 | 8 | 
| Straatmeubilair schoonmaken | 24 | 26 | 46 | 4 | 
| Verkeersborden schoonmaken | 10 | 36 | 35 | 19 | 
| Zwerfafval opruimen | 28 | 41 | 26 | 5 | 
Vervolgens is aan de respondenten gevraagd welke onderdelen volgens hen het meest intensief onderhouden moeten worden en welke het minst. Hierbij konden de respondenten de zeven verschillende onderdelen rangschikken van meest naar minst intensieve onderhoud. In Tabel 1 worden de resultaten van deze vraag weergegeven, zowel op gemeenteniveau als onderverdeeld naar gebiedsdeel. Hierbij geeft een lagere score aan dat het onderdeel hoog op de ranking staat (min=1), en een hoge score dat deze hoog op de ranking staat (max=7).
Gemeentebreed is de rangschikking van meest naar minst intensieve onderhoud als volgt:
- Zwerfafval opruimen
 - Afvalbakken legen
 - Stoepen vlak maken
 - Planten onderhouden
 - Straatmeubilair schoonmaken
 - Onkruid op straat verwijderen
 - Verkeersborden/lantaarnpalen schoonmaken
 
Ook hier staat zwerfvuil opruimen op de eerste plaats. De tweede prioriteit is volgens de respondenten afvalbakken legen. Mogelijk hebben deze een relatie met elkaar.
Wanneer wordt gekeken naar de rangschikking per gebiedsdeel (Tabel 1) valt op dat Haren (2,8) en Ten Boer (2,5) het vlak maken van stoepen een hogere prioritering toekennen dan gemiddeld. Verder vinden inwoners van Ten Boer het legen van prullenbakken (3,4) minder belangrijk dan de inwoners van de andere gebieden. Daarnaast vinden inwoners van Ten Boer het verwijderen van onkruid op straat (4,0) belangrijker dan gemiddeld (5,2). In het centrum zien we dit juist niet terug (5,6).
Tabel 1: Rangschikking onderhoudsonderdelen (n=3.148) naar gebiedsdeel
| Centrum  (n=286)  | 
																	Haren  (n=246)  | 
																	Oost  (n=462)  | 
																	Oude Wijken  (n=599)  | 
																	Ten Boer  (n=83)  | 
																	West  (n=516)  | 
																	Zuid  (n=873)  | 
																	Totaal  (n=3.148)  | 
									|
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Zwerfafval opruimen | 2,2 | 2,8 | 2,7 | 2,3 | 3 | 2,6 | 2,5 | 2,5 | 
| Afvalbakken legen | 2,5 | 2,9 | 2,9 | 2,7 | 3,4 | 2,8 | 2,7 | 2,8 | 
| Stoepen vlak maken | 3,5 | 2,8 | 3,1 | 3,3 | 2,5 | 3,1 | 3,1 | 3,2 | 
| Planten onderhouden | 3,7 | 4,1 | 3,9 | 3,6 | 4,2 | 4 | 3,8 | 3,8 | 
| Straatmeubilair schoonmaken | 4,7 | 4,6 | 5 | 4,9 | 5,1 | 4,9 | 4,9 | 4,9 | 
| Onkruid op straat verwijderen | 5,6 | 5,2 | 4,9 | 5,5 | 4 | 5 | 5,1 | 5,2 | 
| Verkeersborden/lantaarnpalen schoonmaken | 5,5 | 5,3 | 5,3 | 5,5 | 5,4 | 5,3 | 5,6 | 5,4 | 
Respondenten tussen de 16 en 64 jaar kennen de hoogste prioriteit toe aan het opruimen van zwerfafval (Tabel 2). Respondenten van 65 jaar en ouder kennen daarentegen de hoogste prioriteit toe aan het vlakken van stoepen. Zo blijkt uit Tabel 2 dat naarmate respondenten ouder worden, de prioriteit van het opruimen van zwerfafval afneemt, terwijl de prioriteit voor het vlakken van stoepen toeneemt.
Tabel 2: Rangschikking onderhoudsonderdelen (n=3.148) naar leeftijdscategorie
| 16-27 jaar  (n=385)  | 
																	28-44 jaar  (n=634)  | 
																	45-64 jaar  (n=1.128)  | 
																	65-74 jaar  (n=727)  | 
																	75+  (n=246)  | 
																	Totaal  (n=3.148)  | 
									|
|---|---|---|---|---|---|---|
| Zwerfafval opruimen | 1,9 | 2,2 | 2,6 | 2,8 | 3,1 | 2,5 | 
| Afvalbakken legen | 2,8 | 2,8 | 2,7 | 2,8 | 2,8 | 2,8 | 
| Stoepen vlak maken | 4 | 3,7 | 3,1 | 2,6 | 2,6 | 3,2 | 
| Planten onderhouden | 3,7 | 3,6 | 3,9 | 4 | 4,1 | 3,8 | 
| Straatmeubilair schoonmaken | 4,8 | 4,8 | 4,9 | 5 | 4,6 | 4,9 | 
| Onkruid op straat verwijderen | 5,5 | 5,6 | 5 | 5 | 4,5 | 5,2 | 
| Verkeersborden/lantaarnpalen schoonmaken | 5,2 | 5,4 | 5,5 | 5,5 | 5,3 | 5,4 | 
Ter opvolging van deze vragen over de beheerniveaus is de respondenten gevraagd of ze tips of suggesties hebben omtrent het beheer van de openbare ruimte. Hier geeft een aantal respondenten aan dat veiligheid een belangrijke vereiste is, waardoor het onderhouden van stoepen zo belangrijk is. Ook het plaatsen van meer afvalbakken wordt genoemd, om zodanig zwerfafval te verminderen. Tot slot zijn er respondenten die vinden dat beheerniveau C, het gebruikelijke beheerniveau, te laag is:
Bij goed en adequaat onderhoud blijft de openbare ruimte automatisch netter en beter en gaan de kosten omlaag. Niveau C is in dit opzicht absoluut te laag. Dit moet minimaal B zijn en soms A.
3.4 Rol inwoners
We vroegen aan de respondenten in hoeverre zij actief meehelpen in het beheren van de openbare ruimte. Hierbij hebben we ze gevraagd of ze wel eens zwerfafval opruimen, rommel voor een waterput weghalen of de stoep voor hun huis vegen.
Zwerfafval opruimen
In Figuur 10 wordt weergegeven hoeveel inwoners wel eens zwerfafval opruimen. In totaal ruimt 81% van de respondenten wel eens zwerfafval op. Inwoners van Ten Boer doen dit het vaakst, 89% van de respondenten uit Ten Boer ruimt wel eens zwerfafval op. Ook in Haren (86%) en Oost (82%) ruimt een groot deel van de respondenten wel eens zwerfaval op. Respondenten uit Oude Wijken ruimen (net iets) minder vaak dan gemiddeld zwerfafval op.
Figuur 10: Opruimen zwerfafval (n=4.733) naar gebiedsdeel
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Gebiedsdeel | Zwerfafval opruimen | Gemiddelde gemeente | 
|---|---|---|
| Ten Boer (n=135) | 89 | 81 | 
| Haren (n=397) | 86 | 81 | 
| Oost (n=709) | 82 | 81 | 
| Zuid (n=1.288) | 80 | 81 | 
| West (n=784) | 79 | 81 | 
| Centrum (n=411) | 78 | 81 | 
| Oude Wijken (n=863) | 75 | 81 | 
Rommel weghalen voor de waterput
In Figuur 11 wordt weergegeven in welke mate de respondenten rommel voor een waterput weghalen. Gemiddeld haalt 57% van de respondenten soms tot vaak rommel voor een waterput weg. Dit percentage is het hoogst in Ten Boer, hier zorgt 73% van de respondenten er wel eens voor dat er weer water in een put kan komen. Ook in Haren (68%) en in Oost (65%) halen respondenten wel eens rommel voor een waterput weg. In Oude Wijken (43%) en in Centrum (41%) ruimt minder dan de helft van de respondenten wel eens rommel voor een waterput weg.
Figuur 11: Rommel voor een waterput weghalen (n=4.729) naar gebiedsdeel
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Gebiedsdeel | Rommel voor put weghalen | Gemiddelde gemeente | 
|---|---|---|
| Ten Boer (n=135) | 73 | 57 | 
| Haren (n=396) | 68 | 57 | 
| Oost (n=708) | 65 | 57 | 
| West (n=783) | 56 | 57 | 
| Zuid (n=1.288) | 55 | 57 | 
| Oude Wijken (n=862) | 43 | 57 | 
| Centrum (n=411) | 41 | 57 | 
Stoep vegen
In Figuur 12 wordt weergegeven hoeveel respondenten wel eens de stoep voor hun huis vegen. Hierbij zijn de mensen die geen stoep voor huis hebben (niet van toepassing) buiten beschouwing gelaten. Gemiddeld veegt 81% van de respondenten wel eens de stoep voor hun huis. Opnieuw zijn de respondenten in Ten Boer het meest actief in zelfbeheer, 95% van de respondenten uit Ten Boer veegt soms of vaak de stoep voor huis. Ook respondenten uit Oost (87%), Haren (83%) en West (83%) vegen vaker dan gemiddeld de stoep voor hun huis. 
Figuur 12: Stoep voor huis vegen (n=4.727) naar gebiedsdeel
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Gebiedsdeel | Stoep voor huis vegen | Gemiddelde gemeente | 
|---|---|---|
| Ten Boer (n=135) | 95 | 81 | 
| Oost (n=708) | 87 | 81 | 
| Haren (n=396) | 83 | 81 | 
| West (n=783) | 83 | 81 | 
| Zuid (n=1.288) | 77 | 81 | 
| Centrum (n=410) | 70 | 81 | 
| Oude Wijken (n=862) | 69 | 81 | 
Al met al valt op dat de respondenten woonachtig in Ten Boer, Haren en Oost het vaakst aan een vorm van zelfbeheer doen. Respondenten uit Oude Wijken en het Centrum scoren het laagst op deze vormen van zelfbeheer. Verder zijn jongeren tussen de 16 en 27 jaar het minst actief wat betreft zwerfafval opruimen (66%), rommel voor een waterput weghalen (27%) en het vegen van de stoep (31%). Doorgaans zijn de oudere respondenten het meest actief in zelfbeheer.
Zelfbeheer
Vervolgens is aan de respondenten de volgende vraag gesteld: ‘Er zijn bewoners die zelf delen van het beheer op zich nemen, bijvoorbeeld door een vak met planten of prullenbak te adopteren. Doet u aan zelfbeheer?’. Hierbij waren zes antwoordopties, waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren. De resultaten van deze vraag worden weergegeven in Figuur 13. Uit de figuur blijkt dat ruim een derde (36%) niet aan zelfbeheer doet, maar hier wel in geïnteresseerd is. Verder valt op dat theoretisch opgeleiden (41%) vaker dan gemengd (32%) en praktisch opgeleiden (23%) geïnteresseerd zijn om een deel van het beheer op zich te nemen. Verder blijkt dat een klein deel van de respondenten een prullenbak heeft geadopteerd (2%) of een buurtmoestuin onderhoudt (2%). Van de respondenten onderhoudt verder 12% een plantvak of boomspiegel, maar veruit het grootste deel ziet het niet zitten om aan zelfbeheer te doen (39%). Uit de antwoorden van ‘Ja, anders namelijk’ (9%) kwam vooral naar voren dat mensen wel eens zwerfafval opruimen en hun eigen (gevel)tuin onderhouden
Figuur 13: Zelfbeheer (n=4.717)
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Zelfbeheer | Percentage | 
|---|---|
| Nee en ik zie dat niet zitten | 39 | 
| Nee, maar ik heb hier wel interesse in | 36 | 
| Ja, ik onderhoud een plantvak of boomspiegel | 12 | 
| Ja, anders namelijk … | 9 | 
| Ja, ik onderhoud een buurtmoestuin op gemeentegrond | 2 | 
| Ja, ik heb een prullenbak geadopteerd | 2 | 
3.5 Meldingen
Gebreken, schade, storingen, etc. in de openbare ruimte kan men melden bij de gemeente via meldingen.groningen.nl. Ruim de helft van de respondenten (55%) geeft aan wel eens een melding te hebben gedaan. Verder geeft 25% van de respondenten aan dit nog nooit te hebben gedaan, maar dat ze er wel bekend mee zijn. Tot slot geeft 19% van de respondenten aan niet bekend te zijn met het feit dat ze meldingen kunnen maken via de desbetreffende website. Wanneer er onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd, zoals in Figuur 14 wordt weergegeven, valt op dat vooral jongeren tussen de 16 en 27 jaar niet bekend zijn met meldingen.groningen.nl (55%). Slechts een klein deel van de jongeren heeft wel eens een melding gemaakt via deze tool (18%). Wanneer onderscheid wordt gemaakt naar opleiding blijkt dat praktisch (55%), gemengd (51%) en theoretisch opgeleiden (56%) ongeveer even vaak melding maken via meldingen.groningen.nl. Respondenten die hun laatstgenoten opleiding niet wilden vermelden, maken het vaakst meldingen via meldingen.groningen.nl (65%).
Figuur 14: Melden via meldingen.groningen.nl (n=4.714)
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Meldingen naar leeftijd | Ja | Nee, maar ik ben er wel bekend mee | Nee en ik wist ook niet dat dit kan | 
|---|---|---|---|
| 16 -27 jaar (n=545) | 18 | 27 | 55 | 
| 28 - 44 jaar (n=827) | 54 | 23 | 23 | 
| 45 - 64 jaar (n=1.654) | 63 | 23 | 14 | 
| 65 - 74 jaar (n=1.210) | 63 | 28 | 9 | 
| 75+ (n=445) | 58 | 30 | 12 | 
3.6 Ontmoeten, sporten en spelen
Tot slot is aan de respondenten gevraagd in hoeverre zij van mening zijn dat de openbare ruimte in hun woonomgeving uitnodigt tot ontmoeten, sporten en spelen. Hierbij geeft 62% van de respondenten aan dat de openbare ruimte uitnodigt tot ontmoeten, sporten en spelen. Verder heeft 26% van de respondenten een neutrale houding tegenover deze stelling en is 11% van mening dat de openbare ruimte (helemaal) niet uitnodigt tot ontmoeten, sporten en spelen. Wanneer onderscheid wordt gemaakt naar gebiedsdeel, valt op dat de respondenten woonachtig in Oude Wijken het meest tevreden zijn; hier vindt 69% van de respondenten dat de woonomgeving uitnodigt tot ontmoeten, sporten en spelen (zie Figuur 15). In Ten Boer is slechts 52% van de respondenten van mening dat dit het geval is. Wanneer een onderverdeling naar leeftijd wordt gemaakt, dan valt op dat de 75-plussers (52%) minder tevreden zijn dan gemiddeld (61%) over de mate waarin hun woonomgeving uitnodigt tot ontmoeten, sporten en spelen.
Figuur 15: Uitnodigende woonomgeving (n=4.580) naar gebiedsdeel
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Uitnodigend | Ja | Gemiddelde gemeente | 
|---|---|---|
| Oude Wijken (n=842) | 69 | 61 | 
| Zuid (n=1.253) | 63 | 61 | 
| Oost (n=687) | 62 | 61 | 
| Haren (n=384) | 62 | 61 | 
| West (n=750) | 60 | 61 | 
| Centrum (n=395) | 58 | 61 | 
| Ten Boer (n=127) | 52 | 61 | 
De respondenten hadden na het invullen van de vorige vraag nog de mogelijkheid om tips en suggesties om de openbare ruimte meer geschikt te maken voor ontmoeten, sporten en spelen. Hieruit kwam voornamelijk naar voren dat er behoefte is aan meer bankjes in de openbare ruimte. Daarnaast zijn er respondenten met behoefte aan meer (sport)mogelijkheden voor oudere kinderen en ouderen. Zo zouden er veel speeltuinen zijn, terwijl er weinig basketbalvelden, buitensportplaatsen en jeu de boules banen zijn.