Spring naar inhoud

Kwalitatief onderzoek

Intro (verbergen)

Voor het kwalitatieve gedeelte van dit onderzoek zijn er in totaal 24 groep 8-leraren gesproken over een periode van 3 maanden (november 2022 tot en met januari 2023). Van de 32 basisscholen in de gemeente Groningen is in elke wijk geprobeerd om een openbare, christelijke en speciale school te selecteren. Drukte op school, persoonlijke omstandigheden en/of geen medewerking willen verlenen heeft ertoe geleidt dat dit niet voor elke wijk mogelijk was. De deelnemende scholen waren enthousiast en wilden graag meedoen met het onderzoek. Zie tabel 4 voor de basisscholen waar de interviews zijn afgenomen.

Tabel 4: Deelname basisscholen
School Stroming Wijk
IKC Borgman Ebbinge Openbaar onderwijs centrum/oude wijken
St. Michaëlschool Rooms-Katholiek centrum/oude wijken
Karrepad Openbaar onderwijs centrum/oude wijken
Nassauschool Protestants-Christelijk centrum/oude wijken
De Wegwijzer Protestants-Christelijk Selwerd / Paddepoel
Katholieke Daltonschool Bisschop Bekkers Rooms-Katholiek Selwerd / Paddepoel
Feniks Openbaar onderwijs Vinkh/Held/Reitdiep
Rietzee Protestants-Christelijk Vinkh/Held/Reitdiep
Ploeg Openbaar onderwijs Hoogkerk
Rehoboth Gereformeerd Hoogkerk
Heerdstee Protestants-Christelijk Beijum
De PIT Groningen Rooms-Katholiek Beijum
Oosterhoogebrugschool Openbaar onderwijs Lewenb / OH-brug
Swoaistee Openbaar onderwijs Lewenb / OH-brug
t Kompas Protestants-Christelijk Lewenb / OH-brug
Brederoschool Openbaar onderwijs Zuid
De Tamarisk Protestants-Christelijk Zuid
Triangel Gereformeerd Zuid
G.S.V. Groningse schoolvereniging Algemeen bijzonder Zuid
Vrije school, Widar Vrije School Zuid
Fontein C.B.S. Protestants-Christelijk Ten Boer
Poort G.B.S. Gereformeerd Ten Boer
Peter Petersenschool Algemeen bijzonder Haren
Sint Nicolaasschool Rooms-Katholiek Haren

3.1 Wordt er een verschuiving van vmbo adviezen waargenomen?

De meeste leraren geven aan geen zichtbare verschuiving waar te nemen in het aantal vmbo-adviezen in de afgelopen jaren. Dit geldt ook voor vmbo-kader en vmbo-basis adviezen, waar landelijk wel een afname waargenomen is. Wel zijn verschillen tussen scholen te zien; sommige scholen hebben een populatie waar standaard weinig kinderen vmbo adviezen krijgen, terwijl andere scholen juist een grotere populatie kinderen hebben met vmbo niveau. Vaak wordt hier de omgeving als reden gegeven: wijken als Haren en de binnenstad waar veel hoogopgeleide ouders wonen of werken zien meer kinderen met hogere schooladviezen. Scholen in wijken waarbij een relatief groter gedeelte van de populatie een lagere sociaaleconomische status heeft, zoals Lewenborg, hebben meer leerlingen met vmbo niveau. Ook hebben scholen het ene jaar een ‘sterkere’ klas dan andere jaren, wat inhoudt dat de hoogte van het schooladvies fluctueert.

Kinderen moeten nu al in groep 6 dingen kunnen die ze voorheen in groep 7 moesten kunnen.

3.2 Is er een verschil tussen advies en daadwerkelijke plaatsing?

Middelbare scholen plaatsen kinderen op basis van de eindadviezen die ze van de basisscholen krijgen, na eventuele bijstelling. Het gebeurt volgens de leraren dus niet dat kinderen hoger worden geplaatst dan het advies dat ze van de basisschool meekrijgen. Veel scholen geven in een vroeger stadium een voorlopig plaatsingsadvies, dit is in het geval van de ene school eind groep 7 en in het geval van de andere school begin groep 8. Het schooladvies van de basisschool is gebaseerd op meerdere onderdelen: de plaatsingswijzer (gebaseerd op scores van de Cito-toetsen in groep 6 tot en met 8), de score van de eind Cito-toets in groep 8, de werkhouding en het verwachte niveau in de toekomst. De plaatsingsadviezen kunnen verschillen tussen leraren. Zo kijkt de ene leraar meer naar de score van de eindtoets in groep 8, terwijl de andere leraar meer naar de werkhouding van het kind kijkt.

De gesproken leraren hebben over het algemeen wel het gevoel dat ouders de gegeven schooladviezen aannemen en opvolgen; dit geldt met name op scholen in wijken met een gemiddeld of lagere sociaaleconomische status. Andere scholen zien soms wat meer tegenstrubbelingen, met name als er een lager advies gegeven wordt dan verwacht of gewild. Dit gaat in enkele malen zo ver dat leraren de eindgesprekken niet meer alleen durven te doen. Dit wordt in enkele wijken gezien waar meer hoogopgeleide ouders wonen, of bij ouders die zelf hard hebben gewerkt en graag het beste voor hun kind willen.

Rond januari/februari krijgen de leerlingen een plaatsingsadvies van de basisschool, waarna ze zich kunnen aanmelden voor het voortgezet onderwijs. Op basis van de eindtoets kan dit advies nog naar boven worden bijgesteld ten opzichte van het voorlopig advies; het wordt niet meer omlaag bijgesteld. Dit heeft onder andere te maken met het ‘kansrijk adviseren’, waar in het volgende onderdeel dieper op wordt ingegaan. Een enkele keer wil een ouder liever dat zijn of haar kind naar een niveau lager gaat dan geadviseerd, maar dit komt zelden voor.

​Kansrijk adviseren

Een term dat veel door leraren is genoemd tijdens de interviews, is ‘kansrijk adviseren’. Dit houdt in dat kinderen advies krijgen op basis van hun potentie en werkhouding en niet alleen op het niveau dat ze tijdens de toetsen laten zien, wat vooral momentopnames zijn. De meeste gesproken leraren zijn te spreken over het ‘kansrijk adviseren’ en vinden dat kinderen beter op hun plek komen. Wel is een gevolg van ‘kansrijk adviseren’ dat er sneller gemengde adviezen worden gegeven, dus bijvoorbeeld vmbo-tl/havo in plaats van alleen vmbo tl. Dit geeft het kind de gelegenheid om toch omhoog te stromen, mocht het in de toekomst wel een hoger niveau aankunnen. Hierbij is tevens vermeld dat het geven van gemengde adviezen niet altijd wordt toegestaan door de inspectie. Een tijd mochten er geen gemengde adviezen gegeven worden, tegenwoordig is het wel weer toegestaan. 

3.3 Wat is het effect van dakpanklassen?

Naast ‘kansrijk adviseren’ is de toename in gemengde adviezen ook het gevolg van de ontwikkeling van brugjaren of dakpanklassen. Een dakpanklas geeft het kind de ruimte om zich te ontwikkelen omdat het kind pas na 1 of 2 jaar definitief op een niveau instroomt. De meeste gesproken leraren vinden de ontwikkeling van brugjaren of dakpanklassen prettig. Kinderen hebben langer de tijd om zich te ontwikkelen. Soms zit een kind tussen twee niveaus in. Bij twijfel wordt door de leraar vaak een dakpanklas geadviseerd. Ook ouders kiezen vaak bewust voor een school die dakpanklassen aanbiedt, zodat het kind wel de mogelijkheid heeft om een hoger niveau te bereiken.

3.4 Heeft het vmbo een bepaald imago?

De meningen over het imago van het vmbo zijn verdeeld onder de leraren. De meeste gesproken leraren geven aan dat het vmbo onder ouders een zeker imago heeft, alsof het ‘niet goed genoeg’ is. Hoewel er niet direct slecht naar het vmbo wordt gekeken, kiezen ouders vaak toch liever voor een hoger niveau als dat mogelijk is. Verschillende redenen worden aangedragen.

• Er is vanuit de overheid lange tijd gestimuleerd om een hogere opleiding te voltooien. Dit is bijvoorbeeld door het ‘kansrijk adviseren’ bevorderd. Ouders kiezen daardoor vaker voor een hoger niveau. Ook geeft het leraren de mogelijkheid om, naast alleen schoolresultaten, naar de potentie van het kind te kijken. Hierdoor wordt sneller een hoger niveau geadviseerd.

• Ouders hebben soms zelf niet de mogelijkheid tot een hogere opleiding gehad en willen dit wel voor hun kinderen. Het idee dat een hogere opleiding meer kansen biedt, blijft een hardnekkige gedachtegang van sommige ouders.

• Kinderen uit de omgeving gaan naar een hoger niveau en ouders willen niet dat hun kind achterblijft.

• Op sommige scholen zitten veel kinderen van buitenlandse ouders. In sommige culturen is het lastig om een hoger niveau te bereiken als er eenmaal een niveau is gekozen. Cultuurverschillen en onbekendheid met ons onderwijsstelsel speelt ook een rol bij sommige ouders.

Ouders denken wel eens dat kinderen ‘veroordeeld’ zijn tot het vmbo.

Naast bovenstaande redenen is ook genoemd dat niet direct het imago van het vmbo, maar het imago van bepaalde scholen ervoor zorgt dat er minder kinderen naar het vmbo gaan. Hier worden met name scholen mee bedoeld die enkel vmbo aanbieden. Als de keuze er is, sturen ouders hun kinderen liever naar een school waar meerdere niveaus worden aangeboden, in plaats van een school dat alleen vmbo aanbiedt. Ook hier worden meerdere redenen voor gegeven. 

• Zo zijn er bepaalde incidenten gebeurd op vmbo scholen dat het imago heeft aangetast, zoals steekpartijen. Er wordt een beeld gevormd van de scholen en de kinderen die daarop zitten en ouders vinden vervolgens niet dat hun kind daar ‘tussen past’.

• Ouders zien bepaalde uitstraling van scholen dat hun niet aanstaat, bijvoorbeeld kinderen die buiten staan te roken.

• Ouders vinden het prettiger als kinderen ook omhoog kunnen stromen op dezelfde school, wat in het geval van vmbo naar havo op een vmbo school niet mogelijk is.

3.5 De keuze voor specifieke scholen

Aan de leraren is ook gevraagd waarom ouders voor specifieke scholen kiezen. Hier kwamen de volgende punten uit.

• De locatie. Ouders kiezen het liefst voor een school die in de nabije omgeving staat. Bepaalde redenen kunnen ervoor zorgen dat er toch een andere school wordt gekozen, bijvoorbeeld als broers of zussen of vriendjes en vriendinnetjes naar een school gaan die verder weg is; als er een (negatieve) imago aan een school hangt; en als de school niet kan bieden wat de ouders graag willen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan dakpanklassen, topsport en speciale begeleiding voor leerproblemen.

• Geloofsovertuiging. Met name gereformeerde en katholieke basisscholen zien dat ouders voor de vervolgopleiding van hun kinderen ook kiezen voor een school met dezelfde stroming. Verder wordt er door meerdere leraren van openbare basisscholen genoemd dat O2G2 druk op hen legt om voornamelijk openbare middelbare scholen te promoten die onder hun beheer vallen.

O2G2 staat voor Openbaar Onderwijs Groningen en is een onderwijsorganisatie waar 37 scholen onder vallen, bestaande uit basis, voortgezet en speciaal onderwijs. De scholen werken samen aan onder meer onderwijskwaliteit, of dat nu gaat om het onderwijsproces, huisvesting, administratie of infrastructuur. Meer dan 17.000 leerlingen en 2.100 medewerkers maken deel uit van de organisatie, wat hun één van de grootste onderwijsorganisaties in Noord-Nederland maakt. 

• Dakpanklassen. Met name scholen die dakpanklassen tl/havo aanbieden, zijn steeds populairder geworden onder ouders, vooral in vergelijking met scholen die enkel vmbo aanbieden. Over het algemeen merken leraren dat de meeste ouders een zo hoog mogelijk niveau voor hun kind willen behalen. Als een kind een tl-advies heeft, maar wel naar een dakpanklas tl/havo kan, hebben ouders het idee dat havo nog steeds haalbaar is.

• Imago scholen. Bepaalde scholen hebben een imago waardoor ouders hun kinderen daar liever niet naar toe sturen. Een voorbeeld hiervan is locatie De Kluiverboom. Leraren geven aan dat de Kluiverboom bij veel ouders geen goed imago heeft; alhoewel het in het midden blijft in hoeverre dit terecht is. Ouders horen verhalen van andere ouders, zien bepaalde verhalen in het nieuws en kijken ook naar wat er voor kinderen rondlopen buiten de school. Op basis hiervan bepalen ouders of hun kind daar ‘tussen past’.

• Ervaringen. Een andere reden waarom kinderen naar bepaalde scholen gaan, is omdat broertjes of zusjes hier al op zitten, of omdat er goede ervaringen over die bepaalde school rondgaan. ‘Hear say’ is een belangrijke reden om kinderen naar een bepaalde school te sturen. Dit kan er ook voor zorgen dat sommige scholen een periode erg in trek zijn en andere scholen minder.

• Specifieke redenen. Soms worden kinderen naar scholen gestuurd voor andere redenen dan hierboven genoemd, bijvoorbeeld omdat ze topsport beoefenen, of omdat er speciale programma’s beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld dyslexie. Specifieke of bijzondere faciliteiten worden niet door de gesproken leraren genoemd als reden voor ouders om voor een bepaalde school te kiezen.