Spring naar inhoud

Conclusie

Inleiding (titel verborgen)

Er zijn interviews gehouden met 22 inwoners van de provincie Groningen die beschermd wonen. Zij vertelden hun verhaal over de begeleiding die ze krijgen, het wonen, het toewerken naar zelfstandig wonen, het proces bij de gemeente en het contact met de gemeente. Uit deze verhalen kunnen op hoofdlijnen de volgende zaken geconcludeerd worden.

4.1.1 De begeleiding

  • Vrijwel iedereen onderkent de meerwaarde van begeleiding. De begeleiders geven zowel mentale als praktische ondersteuning. Mentaal gezien biedt de begeleiding ondersteuning door gesprekken te voeren, waarin ze inwoners een luisterend oor bieden, aanmoedigen en motiveren. Ook leren sommige inwoners zichzelf beter kennen en beter te uiten. Soms worden inwoners zelfverzekerder met behulp van de begeleiding. Daarnaast helpt de ondersteuning om meer sociale contacten aan te gaan. Bij enkele respondenten ondersteunde de begeleiding om een verslaving het hoofd te bieden. Ook het hebben van een eigen plek waar men zich af kan sluiten is voor sommigen een meerwaarde van de begeleiding. Praktische ondersteuning helpt bij het op orde houden van het huishouden en het vinden van structuur en routine in het leven.
  • De begeleiders hebben een grote rol in de ontwikkeling en ondersteuning van inwoners die beschermd wonen. Het is van belang dat inwoners enigszins een band opbouwen met een of meer begeleiders. Dit zorgt ervoor dat ze makkelijker naar hen toestappen met vragen en problemen. Ook is het een meerwaarde dat de begeleider de inwoner goed kent, goed weet wat hun achtergrond is en wat ze nodig hebben.
  • Wisseling van de begeleiders valt vaak niet goed, omdat er opnieuw een vertrouwensband opgebouwd moet worden.
  • Sommige respondenten ervaren dat hun begeleider(s) niet goed bereikbaar zijn. Soms komen begeleiders (structureel) te laat op hun afspraak of zijn zij emotioneel niet beschikbaar voor respondenten. Dit zorgt ervoor dat inwoners zich niet serieus genomen voelen, minder vertrouwen hebben in de begeleiding en in een uiterste geval niet goed geholpen worden. Een respondent pleit voor meer tijd voor cliënten.
  • Vrijwel iedereen heeft een begeleidingsplan en kan zich hierin goed vinden. Voor een kleine groep is het begeleidingsplan iets dat ‘moet’, een grotere groep vindt het plan in meer of mindere mate nuttig. Het begeleidingsplan helpt om overzicht en structuur te krijgen en geeft richting en houvast. Ook fungeert het soms als mentale ondersteuning, doordat het aan de stappen herinnert die men al gemaakt heeft.
  • De begeleiding heeft soms een (kleine) ondersteunende rol wanneer respondenten studeren. Bijvoorbeeld bij praktische zaken, zoals studiekeuze, aanmelden, administratie en plannen. Soms gaat dit verder en heeft een begeleider ook contact met mentoren op school.
  • De begeleiding speelt vaak een rol in het beginnen met dagbesteding. Vaak is dit ontstaan door het netwerk van begeleiders en/of de aanbieder. Veel respondenten vinden het prettig om dagbesteding te hebben. Het geeft hun invulling aan hun dag, structuur, sociale contacten en een zinvolle tijdsbesteding.
  • Respondenten zijn in verschillende stadia bezig met zelfstandig wonen. Voor een groep is dit nog niet aan de orde. Anderen hebben al serieuze gesprekken en ideeën over zelfstandig of Thuis-Plus wonen. Zij vertellen dat ze al veel stappen hebben gezet in het zelfstandig zijn. Sommige respondenten bewegen al naar Thuis-Plus toe, of hebben deze stap al genomen. Enkele respondenten zouden de stap naar zelfstandig al willen maken, maar stuiten daarbij op een andere mening van hun begeleiding en/of de gemeente. Aan de andere kant voelen enkele respondenten juist enige druk vanuit de begeleiding en/of gemeente om zelfstandig te gaan wonen. We merken dat de stap naar zelfstandig wonen vaak gepaard gaat met zorgen over de financiën.
  • Respondenten die Thuis-Plus wonen, hebben vaak eerder, bij 24-uurs toezicht/verblijf met toezicht, veel geleerd. Hierdoor kunnen ze nu Thuis-Plus wonen. Velen vonden het spannend om Thuis-Plus te gaan wonen, omdat ze meer op zichzelf aangewezen waren.
  • Vaak zorgen de regelmatige gesprekken met de begeleider ervoor dat het Thuis-Plus-wonen goed gaat. De gesprekken ondersteunen vooral mentaal. Respondenten kunnen hun (kleine en grote) zorgen, onzekerheden en problemen kwijt bij de begeleider. Bij enkele respondenten is ook praktische ondersteuning in de vorm van huishoudelijke taken van nut bij het Thuis-Plus-wonen

4.1.2 Gemeentelijk proces

  • Omdat het aanmelden al een tijd geleden is, of omdat het aanmelden grotendeels uit handen is genomen door ouders of begeleiders, kan een groot deel van de respondenten zich niet goed herinneren hoe het aanmeldproces is gegaan.
  • Niemand lijkt op de hoogte van het aanmeldpunt voor beschermd wonen.
  • In de periode van het aanmelden hebben inwoners soms (veel) gesprekken met verschillende mensen/organisaties. Dit was voor de meeste respondenten een onprettige ervaring. Door de vele gesprekken kunnen zij ook niet goed meer reproduceren welk gesprek nu het indicatiegesprek was en welk gezicht bij welke organisatie hoorde.
  • Bij vier respondenten is het WIJ(k)-team betrokken geweest bij de aanmelding voor beschermd wonen.
  • Het indicatiegesprek wordt vaak als spannend ervaren. Vooral omdat respondenten hun verhaal aan onbekende mensen moeten vertellen en ze niet weten wat ze kunnen verwachten van het gesprek. In een enkel geval is het indicatiegesprek erg lastig, waarbij een inwoner weerstand voelt bij de gemeente.
  • Wanneer de aanvraag voor beschermd wonen is gedaan, moeten inwoners binnen zes weken hierover uitsluitsel krijgen. Veel respondenten weten dit niet meer. Wanneer inwoners nog wel weten wanneer de beschikking kwam, denken de meesten dat dit binnen zes weken is geweest. Bij enkelen duurde dit echter langer, zij hebben het over twee maanden.
  • De meerderheid van de respondenten vindt de tussenevaluaties en/of herindicatiegesprekken prima. Het valt op dat hoe vaker inwoners herindicaties hebben gehad, hoe soepeler ze hiermee omgaan. Bijna iedereen geeft aan de gesprekken in het begin erg spannend te vinden. Na verloop van tijd raken ze bekend met de procedure en weten ze wat ze kunnen verwachten. Een deel blijft de gesprekken echter spannend vinden. Met name omdat ze zich zorgen maken om de uitkomst van het gesprek of omdat ze het niet fijn vinden om het op die manier over zichzelf te hebben met een vreemde. Wanneer het gesprek is geweest, blijkt het echter vaak mee te vallen.
  • De aanwezigheid van een begeleider bij het herindicatiegesprek maakt dit gesprek minder spannend. Respondenten voelen zich zekerder omdat de begeleider hun situatie kent. Ook kunnen begeleiders het verhaal van de inwoner aanvullen waar dat nodig is. Soms werkt het echter ook andersom; enkele respondenten hebben liever dat de begeleider niet bij het gesprek is zodat ze vrijer uit kunnen praten.
  • Het contact met de indicatiesteller verloopt meestal goed. Respondenten hebben het gevoel dat ze goed hun verhaal kwijt kunnen bij de indicatiesteller. Ze hebben het gevoel dat ze serieus genomen worden. Enkele respondenten kunnen het echter niet goed vinden met de indicatiesteller. Bij hen lopen de gesprekken stroef. Ook merken enkelen dat de indicatiesteller niet goed luistert.
  • Een vaste contactpersoon vanuit de gemeente brengt continuïteit en vertrouwen. Het wordt gewaardeerd dat indicatiestellers op de hoogte zijn van de ontwikkeling van de inwoner en dat ze het verhaal weer kunnen oppakken waar het de vorige keer eindigde.