Ervaringen beschermd wonen
Titel verborgen
Dit hoofdstuk beschrijft hoe respondenten het vinden om beschermd te wonen, hoe hun begeleiding eruitziet en hoe ze dat ervaren. Ook bespraken we de meerwaarde van de begeleiding en in hoeverre de begeleiding helpt bij het toewerken naar zelfstandig wonen.
2.1 Meerwaarde van de begeleiding
We vroegen de respondenten of de begeleiding aansluit op wat zij nodig hebben en of zij zich beter kunnen redden door de begeleiding. Alle respondenten geven aan dat ze stappen hebben gezet dankzij het beschermd wonen en de begeleiding. Bij de een zijn dit kleine veranderingen, bij de ander ziet het leven er inmiddels heel anders uit. Ondanks dat iedereen aangeeft dat de begeleiding meerwaarde heeft (gehad), is er een enkeling die in zijn totaliteit niet tevreden is over het beschermd wonen.
Het gaat gewoon soepel met mij. Ik voel me goed. Ik heb dingen geleerd die ik vroeger niet heb geleerd.
Ik zit er heel anders bij, inmiddels. Dan een aantal jaren geleden.
De begeleiding bestaat voor vrijwel alle respondenten uit gesprekken met begeleiders, die vooral voor mentale ondersteuning zorgen. Verder omvat de begeleiding vele vormen praktische ondersteuning. Hieronder wordt beschreven wat de respondenten hebben aan de verschillende vormen ondersteuning.
2.1.1 Mentale en sociale ondersteuning
Uit veel interviews komt naar voren dat de regelmatige gesprekken met de begeleiding het belangrijkste kenmerk van de ondersteuning is. Voor de één zijn dat dagelijkse gesprekken of zelfs meerdere gesprekken op een dag. Voor de ander zijn dat wekelijkse gesprekken. Er zijn altijd vaste contactmomenten, maar ook buiten deze momenten kan men meestal altijd een beroep doen op de begeleider(s). Overigens is niet iedereen overtuigd van het nut van regelmatige gesprekken met de begeleiding. Twee inwoners vinden het vervelend dat de begeleiding regelmatig voor hun deur staat om te vragen hoe het gaat en of ze wat nodig hebben. Zij stellen dat ze het zelf wel vragen als ze wat nodig hebben. Enkele anderen zouden juist nog vaker contactmomenten met hun begeleider willen. Enkele respondenten stellen dat ze niet veel begeleiding (meer) hebben. Toch zijn ze blij dat áls er iets is, ze de begeleiding altijd om hulp kunnen vragen.
De gesprekken met de begeleiding zorgen er onder andere voor dat inwoners aanspraak en aanmoediging krijgen, zich beter kunnen uiten, gemotiveerd raken, sociale contacten hebben, meer zelfinzicht krijgen en zelfverzekerder worden, geholpen worden bij hun verslaving en een betere thuissituatie krijgen. Hieronder wordt dit toegelicht.
Luisterend oor en aanmoediging
De meeste respondenten waarderen het erg dat hun begeleiders altijd voor hen klaar staan. Bijvoorbeeld wanneer zij ergens mee zitten of gewoon even een praatje nodig hebben: “voor grote problemen tot kleine problemen”. Dit geeft ze een vertrouwde en veilige omgeving. Vaak weet de begeleiding goed wat de inwoner nodig heeft. Soms is een luisterend oor alles wat er dan nodig is, maar vaak brengt het de inwoner ook verder doordat de begeleider relativeert of advies geeft.
Jij kunt gewoon vertellen waar je mee zit, of waar je hulp bij nodig hebt, of waar je tegenaan loopt, of wat dan ook. En dan helpen ze je erbij. En als ze dat zelf niet kunnen, dan... Hé, ik weet nog wel iemand, ik ken wel iemand. Misschien moet je daar eens even mee gaan praten.
Al is het maar gewoon eventjes benoemen van ik zit weer hoog in de spanning. En ja dat helpt op een wonderbaarlijke manier. Het geneest niet ofzo. Maar het neemt wel even het randje eraf.
Beter uiten
Verschillende inwoners vertellen dat ze zich veel beter hebben leren uiten tijdens het beschermd wonentraject. Zij kunnen beter onder woorden brengen wat hun dwars zit, en hebben ook geleerd om dit sneller uit te spreken. Daardoor stappen ze inmiddels ook veel eerder naar een begeleider of vertrouweling toe met hun problemen.
Eerst stond ik überhaupt niet echt open voor praten over dingen. Dan elke keer als er iets is van: ‘hé, hoe kunnen we je helpen?’ Dan was het van, nou, ik weet niet. Nu kan ik veel beter zeggen wat er met mij aan de hand is, hoe dat is gebeurd en hoe ik dat zou kunnen voorkomen in de toekomst.
Motiveren
Respondenten stellen dat de begeleiding hen goed weet te motiveren voor veel verschillende zaken. Bijvoorbeeld voor het doen van het huishouden, het leren van nieuwe dingen, het zoeken en beginnen van werk of studie, et cetera.
Wat zijn vooral de dingen die je nodig hebt? Nou ja, sowieso een schop onder de kont krijgen. Dat krijg ik hier wel. Want ik heb soms niet de motivatie om dingen te doen. En dan zegt de begeleiding gewoon van, ja, gewoon doen. En dat is wel echt wat ik nodig heb. Want anders doe ik het gewoon niet.
Sociale contacten
Voor een vijftal respondenten draagt de ondersteuning bij aan meer sociale contacten. Zij hebben meer aanspraak en voelen zich daardoor minder eenzaam. Zij bouwen meer sociale contacten op, bijvoorbeeld doordat zij nu medebewoners hebben. Anderen leren mensen kennen op de dagbesteding, wat zij gestart zijn met behulp van de begeleiding. Maar ook de gesprekken met de begeleiding doet sommige respondenten veel goed.
Voordat ik hier woonde... Ik zat al een jaar in de ziektewet ongeveer. En ik kwam niet meer naar buiten. Ik ging niet meer met mensen praten. Ik bleef alleen maar binnen. Alleen als je naar de winkel moest. Ik was elke dag emotioneel. Dus dat is vanaf hier... Toen ik hier ben aan het gaan wonen, heb ik gigantische stappen gemaakt.
Ook omdat hij [begeleider] het werk geregeld heeft. Ik heb nu ook meer een doel in mijn leven. Ik kom er meer uit. Ik heb meer sociale gesprekken overdag. En ik ben heel erg uit het kluizenaarsbestaan gekomen.
Zelfinzicht en zelfverzekerdheid
Een aantal inwoners heeft zichzelf beter leren kennen door de ondersteuning. Zij kunnen nu plaatsen waardoor ze bepaald gedrag vertonen of bepaalde denkpatronen hebben. Zo kunnen ze zichzelf beter lezen en zichzelf vragen stellen. Een respondent stelt dat hij daardoor ook meer zelfcompassie heeft gekregen en het zichzelf daardoor niet meer zo kwalijk neemt dat hij de dingen op een bepaalde manier doet. Een ander concludeert dat hij zich ook qua karakter en persoonlijkheid heeft ontwikkeld. Ook vertellen sommigen dat ze doordat ze zichzelf beter hebben leren kennen, ze nu ook beter weten wat ze willen op opleidings- en werkgebied.
Normaal gesproken zat je vooral binnen op jezelf een beetje… jezelf af te zeiken en zo. Dan had je niet echt een weerwoord. Gewoon wat je zelf dacht dat nam je voor waarheid aan. En nu kun je ook een beetje relativeren. Er komt wat meer uit en dan denk je, zo erg is het allemaal nog niet.
En uiteindelijk, achteraf, die bijna drie jaar beschermd wonen was wel heel goed. Ook gewoon steviger in mijn schoenen staan, mezelf beter leren kennen, weten wat ik wil in het leven. En dat is uiteindelijk heel goed bevallen.
Met enkele respondenten werken de begeleiders aan het versterken van zelfverzekerdheid. Zo durven twee mensen hun grenzen beter aan te geven. Dat voelt voor hen als een opluchting.
Verslaving
Bij meerdere respondenten heeft de begeleiding geholpen om van een verslaving af te komen. Zij stellen dat dit het belangrijkste was wat zij nodig hadden. Enkele respondenten volgden hiervoor een traject bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). Maar ook hadden zij veel aan de mentale ondersteuning van de begeleiding. Ook hielp de begeleiding bij sommigen om het VNN-traject op te starten. Een respondent vertelt dat het stoppen met blowen een grote stap is die ze gemaakt heeft met behulp van de begeleiding. Het hielp hierbij volgens haar dat de instelling geen zerotolerance had.
Een eigen plek hebben
Ook het fysiek een eigen plek hebben is voor enkele respondenten een enorm positief onderdeel van de begeleiding en het beschermd wonen. Zij hadden thuis vaak een moeilijke thuissituatie. Op hun nieuwe woonplek komen ze daar los van en kunnen ze hun eigen plek creëren. Dit brengt soms ook een plek van berusting waarin ze de tijd hebben om dingen te verwerken en vooruit te kijken.
Zoals je ziet, het is mijn eigen plekje. Een soort van mijn territorium wil ik het noemen. Hier kan ik me terugtrekken… als het wat te veel voor me wordt. En al met al is dat wel een hoofdreden voor mij. Vooral het comfortabel en veilig in mijn plekje te kunnen zijn. Dat is wel echt een belangrijke voor mij geweest.
Ik kom uit een vrij stressvolle situatie. Die berusting hier, als je dat al gewoon krijgt, de ruimte en de berusting krijgen. Om te kijken wie ik ben, waar ik naartoe moet. Dat is het voor mij eigenlijk. Leren tijd te nemen. Dat kan lastig zijn, maar het kan hier wel.
Enkele respondenten vertellen dat de relatie met hun ouders beter geworden is sinds ze beschermd wonen. Dit komt vaak puur doordat ze elkaar veel minder intensief zien. Daardoor is er minder ruimte voor ruzies en het doen van een beroep op elkaar. Ook de ondersteuning op het mentale vlak maakt dat de inwoners stappen in hun ontwikkeling maken en anders naar de relatie met hun ouders gaan kijken.
2.1.2 Praktische ondersteuning
Ook praktisch zijn er vele zaken die genoemd worden waarbij de begeleiding ondersteunt en waardoor inwoners zich beter kunnen redden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het helpen met het regelen van financiën, administratie, verzekeringen afsluiten, weekschema’s maken, huishouden, voor jezelf zorgen, beginnen en blijven sporten, ondersteuning bij school, meegaan naar afspraken. Verder helpt de begeleiding met het vinden van structuur en een routine. Veel van de ondersteuning is erop gericht om steeds zelfstandiger zaken op te pakken.
Eigenlijk op alle levensvlakken wel. Gewoon het voor mezelf zorgen. Zoals mijn huis netjes houden. Voor mezelf koken. Helpen met het budget in de week voor eten. Schoonmaken, echt gewoon het hele plaatje wel een beetje. Ze hebben me ook geholpen in het weer teruggaan naar school. Opleiding starten.
Waar ik echt stappen in heb gezet, is het puur voor mezelf zorgen. Dat is wel heel breed natuurlijk, maar... Dat gaat van één keer per week bed verschonen naar... Gewoon puur je kleding wassen tot er verzorgd uitzien. Als je ergens mee zit, naar huisarts gaan, dat soort dingen. Dat deed ik ook nooit, ik dacht het gaat wel over.
Enkele respondenten zeggen dat ze eigenlijk niet zoveel praktische ondersteuning nodig hebben. Zij geven aan dat ze op veel vlakken al vrij zelfstandig waren. Sommigen geven ook aan dat zij de praktische kant van de ondersteuning ‘bijzaak’ vinden. Beide groepen stellen dat ondersteuning op het mentale vlak voor hen van veel groter belang is.
Tot slot zijn er enkele respondenten die stellen dat de begeleiding juist niet goed ondersteunt bij praktische zaken. Zo zou iemand hulp willen bij het koken, maar hij krijgt dat niet. Daardoor kookt hij zelf maar heel af en toe.
2.1.3 Ondersteuning reikt niet ver genoeg
Een paar respondenten geven aan dat de begeleiding hen goed ondersteunt, maar wel tot een bepaalde mate. Dat komt doordat deze inwoners (ook) moeten omgaan met bepaalde problematiek die niet valt onder de taken van de BW-begeleiding. Bijvoorbeeld ASS, depressiviteit, verslaving of traumaverwerking. Enkele respondenten geven aan dat ze uiteindelijk het meest gebaat zijn met therapie gericht op deze diagnoses. Desondanks stellen zij dat de begeleiding wat betreft het (zelfstandig) wonen wel de nodige ondersteuning biedt.
Ik vind het heel fijn dat ik begeleiding heb. […] Er zijn alleen stukjes waar... de begeleiding niet zwaar genoeg gewicht in is bij bepaalde trauma's of dingen die nog niet helemaal geheeld zijn.
2.2 Begeleiders
Uit veel gesprekken kom naar voren dat de begeleider een belangrijke rol speelt in het welzijn en de ontwikkeling van de respondenten. Zij vinden het belangrijk dat ze een goede klik hebben met de begeleider(s) en voelen zich bij hen op hun gemak. Dit zorgt ervoor dat ze makkelijker naar hen toestappen met vragen en problemen. Bij sommigen heeft het wel een tijd geduurd voor ze zich open konden stellen en zich zo vertrouwd voelden dat ze zich durfden te uiten.
In het begin had ik wel heel veel moeite om naar de begeleiding toe te stappen, omdat ik toen heel erg met vertrouwensproblemen zat, dus ik durfde niemand te vertrouwen. Dus de eerste twee, drie maanden, heeft het ook echt heel lang geduurd voordat ik echt naar mijn begeleiding toestapte om te zeggen als ik ergens mee zat.
Zij voelen mij gewoon goed aan. […] De manier waarop zij dingen aanpakken is gewoon heel prettig.
Wanneer respondenten op een groep wonen, hebben ze vaak te maken met verschillende begeleiders. Meestal hebben ze dan een persoonlijke begeleider (pb’er). Dit is het vaste aanspreekpunt voor een inwoner die samen met hen aan hun doelen werkt. Daarnaast zijn er nog andere begeleiders waarbij ze ook terecht kunnen. Veel respondenten die op een groep wonen geven aan dat ze het vaak niet met alle begeleiders even goed kunnen vinden. Dit vinden ze geen probleem, zolang er een begeleider is waarmee ze wel een goede klik hebben. Vaak is dit de persoonlijke begeleider. Zo’n drie kwart van de respondenten geeft aan dat ze een pb’er hebben. De pb’er is voor velen een grote steun en toeverlaat. Dit komt vooral doordat ze een vertrouwensband hebben opgebouwd. De inwoner weet wat hij/zij/hen aan de pb’er heeft, en de pb’er kent de achtergrond en problematiek van de inwoner. Het liefst bespreken de meeste inwoners hun vragen en problemen dan ook met hun pb’er.
Ik heb ook altijd [naam begeleider] gehad. Ook wel wat anderen, maar ik heb eigenlijk nu al bijna vier jaar [begeleider]. Dus dat is ook heel prettig dat ik één persoon heb. [Interviewer vraagt: Waarom is dat fijn?] Nou ja, weet ik niet. Omdat zij mij kent. En ja, zij weet gewoon goed hoe ze met mij om moet gaan. Als ik me slecht voel of als er iets is. Of hoe ze mij moet helpen.
Die [begeleider] ken ik inmiddels ook al wel een tijd. Dus we voelen elkaar ook wel aan. Dus als het met mij wat minder gaat, dan ziet hij dat ook, weet je wel. En dan kaart hij dat ook wel aan.
2.2.1 Wisseling van begeleiders
Sommige respondenten kregen (meerdere keren) een nieuwe persoonlijke begeleider. Altijd kwam deze verandering vanuit de organisatie, bijvoorbeeld door personele wisselingen of doordat een begeleider ziek thuis zat. Alle respondenten hebben hier moeite mee gehad. Het kost tijd en moeite om elkaar weer te leren kennen en daardoor vertraagt het de ontwikkeling van de inwoner. Ook vinden sommigen het vervelend om zich weer kwetsbaar op te moeten stellen tegenover iemand die ze nog niet kennen. Een respondent ging van een mannelijke naar een vrouwelijke begeleider. Hierdoor kreeg hij het gevoel niet alles meer te kunnen delen omdat een deel van zijn problemen op seksueel gebied lag. Een vrouwelijke respondent ervaarde hetzelfde. Zij had het gevoel dat ze bij een vrouw beter haar ei kwijt kon dan bij een man.
Er is een tijd geweest. Toen ging er ineens heel veel begeleiding weg. En dan komt er allemaal nieuwe begeleiding. Dat waren ZZP’ers... Dan bouw je daar de band mee op. En dan zijn ze weer weg. En dan komen er een nieuwe in dienst. Dan moet je die weer alles vertellen. Voor sommigen is dat best wel... Ja, moeilijk. Vind ik zelf ook hoor. Iedere keer een wisseling.
Mijn eerste persoonlijke begeleider ging naar een andere baan toe. Dus dat vond ik wel heel moeilijk. Ik ben wel een persoon die dan, hoewel het een professionele band is, hecht aan een pb'er. Want die vertrouw je en deel je best wel veel mee.
Op een locatie worden veel stagiairs en leerlingen ingezet, waardoor het verloop onder het begeleidende personeel groot is. Hierdoor stelt een respondent dat zijn locatie niet geschikt is voor mensen met autisme. Hij ervaart hier weinig begrip voor vanuit de begeleiding.
2.2.2 Bereikbaarheid en communicatie begeleiders
Het overgrote deel van de respondenten is tevreden over de bereikbaarheid van de begeleiders. Zij kunnen op verschillende manieren contact zoeken, zoals face-to-face, bellen of Whatsappen. Vaak reageren de begeleiders hier ook snel op.
Ik kan gewoon, het maakt niet uit wat er is, ik kan altijd naar beneden of ik stuur een appje of ik bel [een begeleider].
Enkele respondenten hebben echter slechte ervaringen met de fysieke en emotionele bereikbaarheid van hun begeleiders. Een inwoner loopt er tegenaan dat begeleiders te laat op afgesproken contactmomenten komen. Vaak omdat ze te druk zijn met andere bewoners. Daardoor hebben ze minder tijd voor hem en duurt zijn contactmoment vaak nog maar een kwartier, in plaats van het half uur dat ervoor staat. Dit vindt hij erg vervelend. Hij vraagt zich af waarom sommige bewoners meer aandacht krijgen dan de ander. Als verbeterpunt reikt hij dan ook aan: “tijd spenderen aan je cliënten”.
Ook stellen een paar respondenten dat de begeleiders emotioneel soms niet voor hen beschikbaar zijn. Zij stuiten op weerstand bij begeleiders als ze het over bepaalde zaken willen hebben. Zo vertelt iemand dat hij enkele kritieke momenten had, waarbij hij meerdere keren ervaarde dat de begeleiding geen tijd voor hem had of hem niet goed begreep. Hij kon dan niet bij hen terecht. Ook heeft hij het gevoel dat de begeleiding hem niet serieus neemt in zijn gevoelens.
En er zijn een aantal keren geweest dat begeleiding mij echt de deur hebben gewezen, terwijl ik ze nodig had. Ik zat midden in een paniekaanval, een paar keer. En ze hebben me gewoon de deur gewezen. Maar vanaf dat moment ben ik de begeleiding hier niet meer serieus gaan nemen. Want… dit was voor mij een klap in mijn gezicht. De teamleider weet dit inmiddels ook wel. En die zei, dit kan gewoon echt niet, hoe dit nu gaat.
Heel vermoeiend, want na vier, vijf, zes gesprekken met ze, was het ze nog steeds niet duidelijk dat ik op het randje van mijn leven stond.
Een andere respondent noemt als kritiekpunt het gebrek aan diversiteit onder de begeleiders. Geen van de begeleiders heeft een andere culturele achtergrond, en daardoor ervaart ze dat niemand goed begrijpt waar zij tegenaan loopt in de problemen met haar ouders.
Ja, ik heb het er wel over, maar dan is ze [begeleider] op dat gebied meer een luisterend oor, meer dan dat we van oplossingen gaan kijken. Ik vind dat al heel lief van haar, dat ze het überhaupt aan wil horen, ondanks dat ze er niks van begrijpt. Maar ja, je komt er ook niet echt ver mee.
Deze respondent is verhuisd van de ene BW-locatie naar de andere. Hij hekelt dit omdat het veel te snel en veel te veel was, en bovendien in de coronaperiode, waardoor hij “de ene mental breakdown na de andere” had. Dit kwam vooral omdat het slecht met hem gecommuniceerd was.
Ik was er heilig van overtuigd dat als dit een maand of twee eerder was aangekondigd en aangegeven, zodat ik me kon voorbereiden hierop, dat deze mentale issues nooit was plaatsgevonden.
2.3 De locatie en andere bewoners
Tijdens de interviews gaat het af en toe over de woonlocatie en de andere bewoners op de locatie. Sommige respondenten vinden het fijn om op een groepsplek te wonen. Zodoende is er altijd aanspraak als ze daar behoefte aan hebben. Een respondent stelt het op prijs dat hij op een kleinschalige locatie woont waar het verloop van bewoners niet groot is. Dit geeft rust en continuïteit. Sommigen ervaren saamhorigheid onder de bewoners van de instelling. Zij koken samen en spelen bijvoorbeeld spelletjes. Een respondent geeft aan dat ze het vooral leuk vindt om beschermd te wonen door haar medebewoners. Ook is het fijn om met medebewoners te praten omdat ze deels in hetzelfde schuitje zitten.
Toch heeft niet iedereen positieve ervaringen met de locatie en medebewoners. Iemand vertelt dat hij op een vrij grote locatie woont waar het “een komen en gaan” is van bewoners. Ook zijn de kamers van medebewoners vaak ”een enorme bende”, vooral nadat zij verhuisd zijn. Een respondent ervaarde dat de problemen van andere bewoners veel invloed hadden op haar welzijn. Medebewoners kwamen veelal naar haar toe met hun problemen, wat zij niet goed kon bolwerken. Nu zij Thuis-Plus woont, ervaart ze veel meer rust. Ook andere respondenten hebben vervelende situaties met medebewoners meegemaakt. Iemand krijgt soms een onveilig gevoel door de incidenten die zich voordoen, bijvoorbeeld als een andere bewoner een grote mond heeft naar de begeleiding toe. Een ander vertelt dat er een zedenincident plaatsvond tussen twee bewoners van de instelling. Over de manier waarop de instelling dit aanpakte was deze respondent niet te spreken; ”diegene die dan iets gedaan zou hebben, die bleef hier nog een hele tijd wonen. En dat was... heel ongemakkelijk “. Onder de bewoners heerste in die tijd onrust en een gevoel van onveiligheid. Dit kwam ook door onduidelijke communicatie vanuit de instelling. Ten tijde van het interview was de vermeende dader verhuisd.
2.4 Begeleidingsplan
Twintig respondenten hebben een begeleidingsplan. Een respondent weet het niet zeker en een respondent zegt dat hij geen begeleidingsplan heeft.
Vrijwel iedereen geeft aan dat het begeleidingsplan opgesteld is in overleg met de begeleider. Een respondent zegt dat de doelen in samenspraak met de gemeente zijn opgesteld en goedgekeurd. De doelen worden zowel door de begeleider als de inwoner voorgesteld. De doelen kunnen gaan over bijvoorbeeld het op orde houden van het huishouden, sporten, koken, hygiëne, financiën, dagelijkse structuur krijgen, mentale gezondheid of een sociaal netwerk opbouwen. Voor inwoners die al verder in hun traject zijn, gaat het ook om alles wat komt kijken bij het vinden van een woning.
Tevredenheid over het begeleidingsplan
Vrijwel iedereen kan zich goed vinden in het begeleidingsplan. “Als je er iets niet in wil hebben, dan doen ze dat ook niet.” Toch hebben enkele respondenten kritische opmerkingen over het begeleidingsplan. Een inwoner is niet helemaal tevreden over zijn plan; hij zou graag meer doelen willen vastleggen over therapie omdat hij daar de meeste behoefte aan heeft. Een ander stelt dat er in het begeleidingsplan te veel is geluisterd naar de wensen van haar ouders, terwijl zijzelf iets anders wilde. Andere respondenten geven aan dat het af en toe wel even zoeken is om tot doelen te komen waar zowel begeleider als inwoner achter staan. Bijvoorbeeld als de inwoner vindt dat een doel al behaald is, maar de begeleider niet. Soms wordt dat opgelost met een ‘tussendoel’.
Het is wel af en toe aanpassen. Van, hé, dit vind ik toch nog wel belangrijk dat het erin staat. En dat is dan vanuit mijn kant of vanuit hun [begeleiders] kant. Soms wil ik graag zeggen van, ja maar dat is niet meer nodig. Dat lukt me wel. Want ik wil ook gewoon voortgang boeken. […] Dan is het doel nog niet volledig bereikt, maar dan kunnen we het doel een beetje aanpassen. Met een tussendoel.
Gebruik van het begeleidingsplan
Het verschilt per persoon hoe prominent het begeleidingsplan in beeld is en hoe vaak de doelen ter sprake komen. Bij de een komen de doelen regelmatig aan de orde tijdens gesprekken met de begeleider en worden de doelen vaak aangepast op wat de inwoner nodig heeft. In de meeste gevallen speelt het begeleidingsplan echter geen rol in de dagelijkse praktijk, maar weet men op de achtergrond wel wat de doelen zijn. Zodoende werkt men wel aan de doelen, zonder ze echt te benoemen. Vaak komt het begeleidingsplan pas weer ter sprake als het (half)jaarlijkse herindicatie- of evaluatiegesprek met de gemeente voor de deur staat. Dan maken inwoner en begeleider samen de balans op en bekijken waar de inwoner staat wat betreft de doelen.
Een keer in de zoveel tijd heb je een gesprek met je persoonlijke begeleider en dan ga je die doelen bij langs, wat je al hebt bereikt. En dan worden er ook meteen weer nieuwe doelen gemaakt en die worden er [in het begeleidingsplan] dan weer ingezet.
Soms ontstaan er gaandeweg andere behoeften of inzichten. Ook dan wordt het begeleidingsplan daarop aangepast. Het begeleidingsplan is hiermee voor velen ook iets dat evolueert: als bepaalde doelen behaald zijn, of zich nieuwe inzichten voordoen, dienen zich weer andere doelen aan en wordt het begeleidingsplan bijgewerkt.
Nut van het begeleidingsplan
Over het nut van een begeleidingsplan verschillen de meningen. De meeste respondenten vinden het fijn om een begeleidingsplan te hebben. Dit heeft verschillende redenen:
Overzicht en structuur: Het begeleidingsplan geeft inwoners een concreet overzicht van welke doelen belangrijk voor hen zijn en waar men aan werkt/gaat werken.
Het is wel overzichtelijk en ik ben best wel chaotisch in mijn hoofd.
Richting en houvast: Het begeleidingsplan geeft richting aan de langere termijn. Het herinnert respondenten eraan dat ze ergens naar toe werken en waarom ze aan hun doelen werken. In de meeste gevallen is dat uitstroom naar zelfstandig wonen.
Het helpt gewoon met de richting. Als je het even kwijt bent, of je denkt van, ik zie het even niet zitten…
Mentale ondersteuning: Het begeleidingsplan herinnert eraan dat mensen goed op weg zijn in hun ontwikkeling. Daar waar het soms voelt alsof er weinig progressie in hun ontwikkeling zit, maakt het begeleidingsplan respondenten duidelijk dat ze al meerdere stappen hebben genomen. Het geeft hun een gevoel dat ze goed bezig zijn.
Het [begeleidingsplan] geeft mij altijd een soort van... Extra perspectief: Oja natuurlijk, je hebt wel wat bereikt. Moet je eens kijken wat je allemaal al hebt gedaan. Want je gaat heel snel denken van… wat is er allemaal nog niet gelukt? En waarom ben ik daar nu niet?
Kennismaking voor begeleiders: een enkeling geeft aan dat het begeleidingsplan bijdraagt aan het leren kennen van de inwoner wanneer er een nieuwe begeleider is. Het begeleidingsplan kan diegene veel over de inwoner vertellen.
Andere respondenten begrijpen dat een begeleidingsplan erbij hoort, maar hebben er eigenlijk niet veel aan of doen er niet veel mee. Een vijftal respondenten weet eigenlijk niet precies wat er in hun begeleidingsplan staat. Bij hen komt het bijvoorbeeld alleen terug tijdens halfjaarlijkse evaluaties.
[Interviewer vraagt: Vind je het wel nuttig om een begeleidingsplan te hebben?] Voor mij niet. Nee, volgens mij is het ook iets wat je naar de gemeente toe moet doen. Ik heb het zelf op mijn stage ook. Dus ja, je moet dat gewoon hebben.
2.5 Werk, dagbesteding en studie
De meeste respondenten die we spraken gaan naar school, dagbesteding of hebben betaald werk. Enkele respondenten hebben geen daginvulling. Zij zijn daar op dit moment nog niet aan toe of zouden het wel graag willen, maar vinden het lastig om iets te vinden wat bij hen past.
We vroegen of de begeleiding geholpen heeft bij het vinden van school, dagbesteding of werk. In de meeste gevallen kwamen de ideeën om aan het werk te gaan of een studie te beginnen vanuit de inwoners zelf. Sommige inwoners werkten of volgden ook al een studie voordat zij beschermd gingen wonen. Zij bleven dit gewoon doen tijdens het BW-traject. Soms kwam de keuze om (weer) te gaan werken of een studie te beginnen voort uit het feit dat het beter met hen ging door de begeleiding. Daardoor hadden respondenten meer ruimte om (weer) te kijken naar werk of studie, en het vertrouwen in zichzelf en van de begeleiding dat ze dit aan konden.
2.5.1 Studie
Een vijftal respondenten geeft aan dat de begeleiding ondersteunt bij bijvoorbeeld de praktische zaken van de studie, zoals studiekeuze, het aanmelden, administratie en plannen. Bij drie van hen heeft de begeleiding een actievere rol in de studie. Zo heeft de begeleiding contact met mentoren of gaat hij/zij mee naar gesprekken die de inwoner op school heeft. Dit gebeurt vooral als iemand het moeilijk vindt om te verwoorden wat hij/zij nodig heeft. Bij een respondent heeft de begeleiding van beschermd wonen rechtstreeks contact met de begeleider van school.
Ik had ook regelmatig gesprekken op school als iets niet goed liep of et cetera. […]
En dan ging zij [begeleider] wel mee naar dat gesprek bijvoorbeeld. Dus op school heeft dat ook wel veel geholpen. Ook omdat zij mij goed kent. Dus dan kan zij soms even wat aanvullen wat ik niet zeg. Of dat ik wel iets tegen haar had gezegd, maar dat ik dat dan moeilijk vind om op school te bespreken. En dat zij dat dan net even wel kon benoemen.
Een ander vertelt dat zij sinds ze beschermt woont, voor het eerst in drie jaar is overgegaan. De begeleiding helpt bij een stabielere situatie waarin de respondent een eigen plek en de eigen ruimte heeft om met school bezig te zijn.
2.5.2 Dagbesteding
Bij het vinden van dagbesteding heeft de begeleiding vaak een actieve rol gehad. Vaak is dit ontstaan door het netwerk van begeleiders en/of de aanbieder. Enkele respondenten hebben dit wel zelf geregeld.
Begeleiders droegen verschillende mogelijkheden voor dagbesteding aan, waarbij de inwoner kon aangeven wat hij/zij wilde. Soms ging de begeleider ook mee naar verschillende plekken voor dagbesteding. Een respondent die in eerste instantie iets had gekozen dat uiteindelijk niet beviel, kon met behulp van de begeleiding makkelijk overstappen naar een beter plek.
Ik ben bij [dagbestedingsplek] terecht gekomen. Ook vanuit hier. [Begeleider] heeft me daarmee geholpen. Zij hebben die connectie al. Een paar mensen die hier wonen die liepen daar al een tijdje. En er is van alles. En dat bevalt me gewoon heel goed.
En zo kom ik weer tussen de mensen en meer sociale aanspraken. Dus ja, dat ben ik dan gewoon nog aan het opbouwen, om uiteindelijk wel weer mee te doen in de maatschappij.
Veel respondenten vinden het prettig om dagbesteding te hebben. Het geeft hun invulling aan hun dag, structuur, sociale contacten en een zinvolle tijdsbesteding.
Wat heel belangrijk voor mij is, is dat ik sinds enige tijd werk bij de kringloopwinkel, een aantal dagdelen in de week. En dat zorgt gewoon voor dat ik die verplichting heb. En dat vind ik gewoon heel prettig. Ik weet gewoon: op maandag, woensdag en vrijdag om 8 uur word ik daar verwacht. Dus dan heb ik gewoon een structuur in mijn dag. En dat is het grote verschil met toen ik nog in die andere woning zat. Want toen had ik veel minder structuur.
[Interviewer vraagt: Is dat ook vanuit jezelf gekomen?] Nee, dat is met de hulp van [aanbieder] gekomen.
2.6 Zelfstandig wonen
Een achttal inwoners geeft aan dat zelfstandig wonen op dit moment voor hen nog niet aan de orde is. Zij hebben het met hun begeleider hooguit over inschrijven bij Woningnet, maar verder zijn ze vooral volop bezig met grip krijgen op bijvoorbeeld het huishouden, koken, hygiëne, dagelijkse structuur en financiën. Deze respondenten geven ook aan dat ze nog aan (veel) zaken moeten en willen werken, voordat ze zelfstandig kunnen wonen. Zij willen dit graag in alle rust doen en krijgen deze ruimte ook.
Ik heb gezegd, ik wil eerst gewoon kijken hoe het gaat. Het gaat nu de goede kant op, ik zit hier nu nog op m’n plek. Ik ben nog heel erg met bepaalde doelen bezig en ik wil eerst gewoon goed aan alle doelen gewerkt hebben voordat ik een stap verder wil.
Anderen hebben al wel serieuzere gesprekken en ideeën over zelfstandig of Thuis-Plus wonen. Zij vertellen dat ze al veel stappen hebben gezet in het zelfstandig zijn. Enkele respondenten noemen hierbij ook dat ze bij medebewoners zien hoe het proces naar zelfstandig wonen gaat. Zo zien ze wat hier bij komt kijken en op deze manier leren ze hier ook van. Dit geeft hun het vertrouwen dat als zij eraan toe zijn, dit ook goed zal gaan.
Sommige respondenten bewegen al naar Thuis-Plus toe, of hebben deze stap al genomen (zie hoofdstuk 2.7). Enkele respondenten zouden de stap naar zelfstandig al willen maken, maar stuiten daarbij op een andere mening van hun begeleiding en/of de gemeente.
Zij [begeleiders] zouden wel liever willen zien dat ik hier blijf. [Interviewer vraagt: Waarom dan?] Omdat zij vooral de angst hebben. Omdat ik vroeger wel in een bepaald wereldje leefde. En zij zijn bang dat ik in mijn oude patroon ga terugvallen.
Aan de andere kant voelen enkele respondenten juist enige druk vanuit de begeleiding en/of gemeente om zelfstandig te gaan wonen. Zij vinden zelf echter dat ze hier nog niet aan toe zijn, omdat ze nog willen werken aan bepaalde zaken. Uiteindelijk vonden ze bij ofwel de gemeente of begeleiding steun om de indicatie te verlengen.
Ik ben nu vol met die training bezig. En ik heb weer de boel op orde zeg maar. Dus als ik nu op mezelf ga, dan heb ik de grote kans dat ik terugval zeg maar. Niet in de drank, maar qua gevoel, opruimen, schoonmaken. En ik heb gezegd, nou, de eerste twee jaar sowieso niet. Want dat red ik gewoon niet.
Als er al wel een concrete stap naar zelfstandig wonen is genomen, gaat dit niet altijd goed. Zo vertelt een respondent dat ze eerder een woning op Woningnet geaccepteerd had. Dit werd echter afgewezen door Nijestee, omdat ze van beschermd wonen kwam. Dit leverde veel boosheid en verontwaardiging op bij de respondent.
Tenslotte merken we dat de stap naar zelfstandig wonen vaak gepaard gaat met zorgen over de financiën. Op dat moment moeten inwoners weer veel meer zelf betalen, en dan moeten ze wel genoeg inkomsten hebben.
Al met al hebben de respondenten die ermee bezig zijn, er vertrouwen in dat ze uiteindelijk zelfstandig kunnen gaan wonen. Ook al moeten ze daar nog veel stappen voor zetten.
Ja ik heb wel vertrouwen in de toekomst. En dat komt dan wanneer het komt. We moeten er dan gewoon even doorheen. Het is niet echt mals. Maar ik heb er wel vertrouwen in. En dat komt ook door de kennis en alles wat ik nu heb opgedaan. En de ervaringen en de inzichten die ik nu heb.
2.7 Thuis-Plus
Negen respondenten hebben ten tijde van het interview een Thuis-Plus-indicatie. Bij een Thuis-Plus indicatie wonen inwoners zelfstandig en krijgen ze daarbij ondersteuning. Het verschilt in welke fase de respondenten met Thuis-Plus zitten; de één is net een week geleden van 24-uurstoezicht naar Thuis-Plus gegaan, de ander heeft het Thuis-Plus-traject net afgerond en woont zelfstandig. Vrijwel alle respondenten zijn vanuit 24-uurstoezicht of verblijf met toezicht naar Thuis-Plus gegaan. Twee respondenten hebben alleen ervaring met Thuis-Plus.
2.7.1 De stap naar Thuis-Plus
De stap naar Thuis-Plus ging bij alle respondenten vrij natuurlijk. Veel respondenten geven aan dat zij bij 24-uurs toezicht/verblijf met toezicht veel geleerd hebben waardoor ze nu Thuis-Plus kunnen wonen.
Ik [heb] in al die jaren begeleid en beschermd wonen gewoon zoveel handvatten gekregen. Zoveel manieren geleerd om met mijn problematiek om te gaan. Sommige dingen zijn helemaal probleem meer. Zoals gebruik, is geen probleem meer.
Op een gegeven moment ben je gewoon zo ver in het programma, dan ben je toe aan de volgende stap. En ik ben nu ook alweer veel verder dan een jaar geleden. En dat is ook puur door het op mezelf gaan.
Ik ben natuurlijk van heel veel zorg naar steeds wat minder gegaan. En ja, dat loopt allemaal wel goed. Dat loopt gewoon zo, dat ik steeds wat minder [begeleiding] nodig heb. Ik vroeg ook steeds minder denk ik om de begeleiding. Dus dan is dat ook wel een teken van tijd voor de volgende stap.
Toch vonden velen het spannend om Thuis-Plus te gaan wonen, omdat ze meer op zichzelf aangewezen waren. De begeleiding is minder prominent aanwezig. Soms moet men wennen aan het meer alleen zijn en het wegvallen van het contact met de andere bewoners in de BW-instelling. Een enkeling gaat daarvoor af en toe terug naar de BW-instelling, en kan daarmee nog steeds op de instelling terugvallen.
[Het was] eigenlijk doodeng. Omdat je een beetje bent gehospitaliseerd, zeg maar. Want dan zit je zo in die veilige omgeving. En dan is de buitenwereld toch anders.
Het begin was wel heel erg wennen. Want het was wel gewoon gelijk van, oh, wow, nu ben ik helemaal alleen. Non-stop gewoon helemaal alleen. En dat ging op zich best oké. Weet je, het was ook wel weer een les of zo. Dat je dan denkt van, oké, ik heb morgen werk om zeven uur, ik moet zo laat slapen en ik moet mezelf maar gewoon wakker maken. Dat is ook geen probleem, dat is eigenlijk wel heel goed.
Enkele respondenten noemen als meerwaarde van Thuis-Plus dat ze een eigen woning hebben. Een woning die ze zich eigen kunnen maken en waarbij ze geen voorzieningen met anderen hoeven te delen. Dit maakt dat ze zich meer thuis en op hun gemak voelen. Voor één respondent was het hebben van een woning een enorme mijlpaal:
Dan heb je dat contract ondertekend. En dan is officieel alles van jou. Ja, ik ga terug, ga op de bank zitten... […] Toen dacht ik, ik heb het gedaan. En dan komt in één keer… alle emoties die kwamen en ik dacht: ik heb mijn eigen huis.
Uiteindelijk stellen alle respondenten die Thuis-Plus wonen, dat ze tevreden zijn met de stap die ze gemaakt hebben.
2.7.2 De begeleiding bij Thuis-Plus
De mate waarin de respondenten contact hebben met hun begeleiders verschilt. De één heeft dit nog maar een keer in de week, de ander dagelijks. Het is maar net wat de inwoner nodig heeft. Allen zijn tevreden over de frequentie van het contact met de begeleider. Ook geven ze aan dat ze de begeleider altijd kunnen bellen of appen als ze ze nodig hebben. Een respondent vertelt dat er eigenlijk niet veel veranderd is in de begeleiding nu hij Thuis-Plus woont. Anderen ervaren dat heel anders, omdat de begeleiding bij hen steeds meer afgebouwd wordt. Een respondent vertelt dat ze nu pas echt tevreden is over beschermd wonen, omdat ze eerder op de groep veel te veel bemoeienis van de begeleiding ervoer.
We vroegen respondent met Thuis-Plus wat er in de begeleiding voor zorgt dat zij zelfstandig kunnen wonen. Alle respondenten beamen hierbij dat het belangrijkste aan de huidige begeleiding de regelmatige gesprekken zijn die ze met hun begeleider hebben. Deze gesprekken steunen hen vooral mentaal. Bij de begeleider kunnen respondenten hun (kleine en grote) zorgen, onzekerheden en problemen kwijt en de begeleider kan ook ondersteunen om deze lichter te maken. Ook de zekerheid dat ze altijd kunnen terugvallen op de begeleider betekent veel voor de respondenten. Bij sommigen zorgt het contact met de begeleiding ervoor dat ze niet in eenzaamheid vervallen.
Thuis-Plus houdt in dat ik kan hier mijn hart nog even luchten.
Meerdere respondenten geven aan dat de begeleiding ervoor zorgt dat ze geen terugval in bijvoorbeeld hun verslaving hebben. Zij vinden het ook moeilijk om dit soort zaken met bijvoorbeeld hun ouders te bespreken. De begeleider is daarin neutraler en heeft meer ervaring met dit soort problemen.
Daarnaast hebben enkele respondenten de begeleiding ook meer praktisch gezien nog nodig. Bijvoorbeeld om het uitvoeren van huishoudelijke taken en koken te stimuleren.
Als ze [begeleiding] niet zouden langskomen, dan zou ik het [koken] niet doen. Dan zou ik het elke dag bij het brood houden en verder niks.
Maar het is op dit moment dan nog wel fijn dat het er is. Het is op dit moment ook nog wel nodig. [Interviewer vraagt: Ja?] Ja, want ik heb wel de neiging om opruimen en zo uit te stellen.
Ook komt naar voren dat de begeleiding zich steeds meer afbouwt naarmate men langer Thuis-Plus woont. Waar respondenten eerst nog meer praktische hulp nodig hadden, verschuift zich dat steeds meer naar alleen mentale ondersteuning.
2.7.3 Geheel zelfstandig wonen
Bij een viertal respondenten loopt de Thuis-Plus indicatie bijna af of is die zelfs al afgelopen. We vroegen deze inwoners hoe ze deze volgende stap tegemoet zien. Zij zijn vooral positief gestemd. Ze zijn klaar voor nieuwe stap.
Het is op dit moment denk ik heel fijn dat het [begeleiding] er nog wel is. Maar ik wil straks ook weer een andere stap in mijn leven maken. Zoals samenwonen. En dan heb ik mijn opleiding afgerond. Dus ja, ik weet het niet. Ik kijk daar niet zo tegen op dat ik het [begeleiding] niet meer zou hebben. Omdat… Ik heb wel het gevoel dat ik er klaar voor ben. En mocht ik er niet klaar voor zijn, is er vast wel wat mogelijk volgens mij.
2.8 Eerdere ervaringen met beschermd wonen
Voor een vijftal respondenten is de huidige locatie niet de eerste waar ze beschermd wonen. Allen zijn nu tevreden over waar ze nu wonen, maar waren dat over de eerste locatie niet. Hieruit blijkt vooral dat niet elke BW-locatie bij iedere inwoner past. Deze respondenten liepen tegen verschillende zaken aan op de eerdere woonlocatie. Zo was een van de locaties midden in de stad, wat voor iemand te druk was. Een andere locatie was voor een respondent te groot, met weinig contact en verbinding tussen andere bewoners. Ook het contact met de begeleiding was voor een respondent te spaarzaam. Waar hij nu woont, ziet hij elke dag een begeleider en medebewoners. Twee anderen vinden het juist fijn dat de begeleiding op de huidige locatie soepeler is en bewoners meer hun gang laten gaan. Twee respondenten vertellen dat het type zorg en de aanpak op de vorige locatie niet bij hen paste. Daardoor ging het niet goed met hen of zelfs slechter.
Ze trekken eerder aan de bel. Als je hier rondloopt bijvoorbeeld en je kijkt een beetje somber, dan gaan ze ook vragen wat er aan de hand is. Dus er wordt veel meer op je gelet. En dat op een prettige manier.
Door hun eerdere ervaringen waren sommige respondenten sceptisch en afwachtend over de begeleiding op de nieuwe locatie of aanbieder. Dit bleek niet nodig te zijn.
Een andere instantie, maar het zal wel hetzelfde riedeltje zijn. Maar nee, ik ben positief verrast.
[Interviewer vraagt: En waar zit ‘m dat dan in?] Ook dat ze hun beloftes nakomen. Dat ze zeggen: we gaan iets voor je regelen. Ze hebben daar [vorig aanbieder] ook heel veel beloofd, en daar is nooit iets van terecht gekomen.
Enkele respondenten vertellen dat ze huiverig waren voor beschermd wonen, omdat ze via vrienden of kennissen negatieve verhalen hadden gehoord over ervaringen met beschermd wonen. Bijvoorbeeld over dat het streng was of ze juist de bewoners (te veel) hun gang lieten gaan.
Wat ik dan heb gezien bij andere plekken in andere dorpen, ik denk van, hier gaan mensen er niet op vooruit. Je doet veel meer afbreuk dan dat er wat gebeurt. Omdat het gewoon een beetje een losgeslagen zootje is, zeg maar.
Twee respondenten zijn daarom voordat ze op hun huidige plek gingen wonen, bij de locatie gaan kijken. Vaak omdat ze “vreemde verhalen en roddels” hadden gehoord over de locatie, en ze zeker wilden weten of het een geschikte plek voor hen was.