Spring naar inhoud

Achtergrond

2.1 Segregatie

Segregatie houdt in dat verschillende groepen zich van elkaar afscheiden. In een gesegregeerde samenleving hebben mensen uit verschillende groepen niet tot nauwelijks contact met elkaar en hebben mensen uit dezelfde groep onderling wel veel contact met elkaar. Voor veel dimensies zoals inkomen, opleidingsniveau of gezondheid geldt dat er zonder ongelijkheid in de samenleving ook geen sprake kan zijn van segregatie. Voor een aantal dimensies geldt dat er op landelijk niveau niet echt sprake is van ongelijkheid op de dimensie zelf, zoals in het geval van etniciteit of leeftijd, maar dat er wel sprake kan zijn van segregatie (Ponds et al., 2018). In de literatuur is er veel aandacht voor etnische segregatie (Bolt, 2002) in combinatie met segregatie langs sociaaleconomische dimensies, zoals inkomen en opleidingsniveau (Musterd, 2005). In Nederland manifesteert segregatie zich op verschillende wijzen, maar vooral woonsegregatie en onderwijssegregatie zijn zichtbaar (Boterman, 2018; Inspectie van het Onderwijs, 2018).

2.2 Woonsegregatie

Woonsegregatie treedt op wanneer verschillende sociale of etnische groepen overwegend in bepaalde wijken of steden wonen. Dit kan leiden tot wijken met voornamelijk hoge inkomens en wijken waar vooral mensen met een lager inkomen wonen (Bovens et al., 2014). Deze scheiding wordt versterkt door verschillen in huizenprijzen, beschikbaarheid van huur- versus koopwoningen en zelfs door het beleid van gemeenten en woningcorporaties (Uitermark et al., 2003). Woonsegregatie valt vaak samen met sociale verschillen op diverse terreinen, zoals gezondheid en welvaart. Zo vertonen de waarde van een woning en de gemeten en ervaren welvaart een sterk verband: in delen van een stad met relatief veel goedkopere woningvoorraad is er een samenhang met sociale problematiek. In delen van de stad met relatief duurdere woningvoorraad is er vaak minder sociale problematiek waarneembaar (Lelo et al., 2019). Woonsegregatie valt echter niet noodzakelijkerwijs samen met sociale segregatie; inwoners van een bepaalde wijk kunnen immers omgaan met personen uit andere wijken. Ook kan de schoolkeuze ervoor zorgen dat woonsegregatie niet uitmondt in sociale segregatie, bijvoorbeeld als de schoolsamenstelling divers is.

2.3 Onderwijssegregatie

Onderwijssegregatie is ‘de ongelijke verdeling over scholen van leerlingen met verschillende etnische, sociale of andere individuele kenmerken’ (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Het risico van onderwijssegregatie is dat verschillende groepen kinderen elkaar minder tegenkomen. Leerlingen leren zo minder goed met verschillen omgaan wat een negatieve invloed kan hebben op de socialiserende en persoonsvormende invloed van het onderwijs (Sociaal-Economische Raad, 2021). Daarnaast ontstaat op scholen met veel leerlingen uit lagere sociaaleconomische klassen regelmatig een opeenstapeling van problemen bij de leerlingen op het gebied van leren, armoede, gezondheid en sociaal kapitaal (Cooper & Stewart, 2021; Masarik & Conger, 2017; Muilwijk-Vriend et al., 2019). Deze kinderen krijgen hierdoor minder kansen om zichzelf te ontwikkelen. Onderwijssegregatie kan zo de kansenongelijkheid in de samenleving versterken. Hoewel (onderwijs)segregatie door de groepen zelf niet altijd als een knelpunt hoeft te worden ervaren, kan de opstapeling van problemen doorgegeven worden aan volgende generaties en zo leiden tot intergenerationele kansenongelijkheid (Andrews et al., 2017).

Oorzaken onderwijssegregatie

In de bestaande literatuur worden drie oorzaken beschreven van onderwijssegregatie:

  1.  Woonsegregatie. De samenstelling van een school is voor een deel afhankelijk van de samenstelling van de wijk of regio. Dit zien we vooral in het basisonderwijs, omdat ouders vaker kiezen voor een school in de buurt. Aangezien ouders met eenzelfde sociaaleconomische status vaak bij elkaar in de buurt gaan wonen, gaan kinderen vooral naar (basis)scholen met leerlingen van vergelijkbare achtergrond (Boterman, 2018). Desondanks komt er ook in wijken met een gemengde bevolking segregatie in het onderwijs voor.
  2. Vrije schoolkeuze. Ouders hebben vrije keuze waar ze hun kind naar school willen brengen. Het schoolkeuzegedrag van ouders wordt mede bepaald door hun sociaaleconomische achtergrond (Inspectie van het Onderwijs, 2019). Ouders kiezen vaak voor scholen met leerlingen met een vergelijkbare achtergrond, ook als ze daarvoor naar een school buiten hun eigen wijk moeten gaan.
  3. Vormgeving van het onderwijs. In Nederland hebben we openbare en bijzondere basisscholen4). Deze bijzondere basisscholen geven les op basis van een geloof, levensovertuiging of een onderwijsconcept. Openbare basisscholen moeten in principe alle kinderen aannemen, maar bijzondere basisscholen mogen voorwaarden stellen. Het aannamebeleid van basisscholen kan leiden tot strategisch keuzegedrag bij ouders (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Deze verschillen in voorkeur en keuzegedrag kan bijdragen aan segregatie in het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs speelt het selectiemoment een grote rol (Bakker et al., 2011; Driessen et al., 2008). Vergeleken met andere landen worden Nederlandse kinderen al op relatief jonge leeftijd onderverdeeld in vmbo, havo of vwo. Hoe eerder dit selectiemoment, hoe sterker de invloed van de sociaaleconomische status van de ouders (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Het vroege selectiemoment versterkt daardoor de segregatie in het onderwijs.

Voor onderwijssegregatie is meestal niet één oorzaak aan te wijzen. Het is vaak een combinatie van bovengenoemde oorzaken. Daarnaast verschilt het voor basis- en voortgezet onderwijs. Zo speelt woonsegregatie in het voortgezet onderwijs een minder grote rol, omdat leerlingen mobieler zijn en het voortgezet onderwijs vaak een groter gebied bedient. Voor basisscholen kan het onderscheid tussen openbare en bijzondere scholen bijdragen aan onderwijssegregatie; zo zijn basisscholen volgens een specifiek onderwijsconcept met name populair onder hoogopgeleide ouders (Inspectie van het Onderwijs, 2018). In het voortgezet onderwijs speelt dit onderscheid minder.

4) De manier waarop de basisscholen zijn ingedeeld naar denominatie volgt de methode van het CBS. Zie bijlage 1 voor meer informatie over de openbare en bijzondere basisscholen in de gemeente Groningen.

Relevante achtergrondkenmerken

Bepaalde achtergrondkenmerken kunnen bijdragen aan een onevenredige verdeling van kinderen over scholen en vervolgens effect hebben op de onderwijskansen van het kind. Met name het opleidingsniveau van de ouders, het inkomen van de ouders en de migratieachtergrond van ouders zijn hierbij relevant (Ponds et al., 2018; Boterman et al., 2018). Uit Nederlandse onderzoeken blijkt dat vooral segregatie naar opleidingsniveau van de ouders hoog is in het basisonderwijs (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied, 2023; Boterman et al., 2018). Leerlingen met lager opgeleide ouders gaan vaak naar basisscholen met relatief veel leerlingen met lager opgeleide ouders. Leerlingen met hoger opgeleide ouders gaan vaak naar basisscholen met relatief veel leerlingen met hoger opgeleide ouders. De segregatie naar inkomen en herkomst is iets lager, maar nog steeds substantieel (Inspectie van het Onderwijs, 2018; Boterman et al., 2018). In het voortgezet onderwijs is eenzelfde trend te zien: segregatie naar opleidingsniveau van de ouders is het grootst en die naar inkomen en migratieachtergrond kleiner.

2.4 Monitors onderwijssegregatie

Landelijke monitor

In 2023 is er een landelijke monitor gestart vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar onderwijssegregatie (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied Monitorrapport, 2023). Hieruit blijkt dat segregatie naar inkomen in het basisonderwijs landelijk gezien niet veranderd is tussen 2017-2018 en 2021-2022. Er is een kleine stijging te zien van segregatie naar opleidingsniveau van ouders, die met name te zien is buiten de zeer sterk stedelijke gebieden en een kleine daling van segregatie naar migratieachtergrond. In voortgezet onderwijs is segregatie naar inkomen niet veranderd tussen 2017-2018 en 2021-2022. Hier is een kleine daling van segregatie naar opleidingsniveau van ouders en van segregatie naar migratieachtergrond te zien.

Amsterdam en Rotterdam

De gemeenten Amsterdam en Rotterdam maken tevens tweejaarlijks een monitor naar onderwijssegregatie. In Amsterdam kwam onder andere naar voren dat basisscholen steeds gemengder (en dus minder gesegregeerd) zijn, maar dat de segregatie in het voortgezet onderwijs toeneemt, met name door een toename van leerlingen met hoogopgeleide ouders (Segregatiemonitor Amsterdam, 2021). Eenzelfde trend is te zien in Rotterdam: ook daar is een toename in het aantal scholen met een groter aandeel leerlingen van hoogopgeleide ouders (Segregatiemonitor Rotterdam, 2021). Zowel Rotterdam als Amsterdam hebben een relatief grote populatie kinderen met een niet-Westerse herkomst. In Rotterdam is het aandeel scholen waarvan meer dan 80% van de leerlingen een niet-Westerse achtergrond hebben de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven. In Amsterdam zijn leerlingen met een niet-Westerse achtergrond waarvan de ouders relatief vaak hoogopgeleid zijn meer gaan clusteren op scholen.

2.5 Samenvatting van segregatie

Segregatie betekent dat groepen mensen gescheiden van elkaar leven. Ze hebben weinig contact met andere groepen, maar veel met hun eigen groep. In Nederland komt segregatie vooral voor in wonen en onderwijs. Woonsegregatie is wanneer verschillende groepen mensen in aparte wijken wonen. Bijvoorbeeld, rijke mensen wonen vaak bij elkaar en arme mensen ook. Dit kan onder andere komen door verschillen in huizenprijzen en beleid van gemeenten. Onderwijssegregatie betekent dat kinderen met verschillende achtergronden naar aparte scholen gaan. Hierdoor ontmoeten kinderen van verschillende groepen elkaar minder. Dit kan hun ontwikkeling en kansen beïnvloeden. Onderwijssegregatie komt onder andere door woonsegregatie, vrije schoolkeuze en de manier waarop het onderwijs is georganiseerd. Bijvoorbeeld, scholen kunnen voorwaarden stellen aan wie ze toelaten en kinderen worden al vroeg verdeeld over verschillende soorten scholen. Opleidingsniveau, inkomen en migratieachtergrond van ouders spelen een grote rol in de verdeling van kinderen over scholen. Vooral het opleidingsniveau van de ouders lijkt voor segregatie te zorgen. Er wordt landelijk onderzoek gedaan naar onderwijssegregatie: er is weinig verandering over de jaren, maar er zijn wel verschillen per regio. In Amsterdam en Rotterdam is de segregatie op basisscholen afgenomen, maar in het voortgezet onderwijs juist toegenomen.

2.6 Huidig onderzoek

Het huidige onderzoek is het begin van een tweejaarlijkse monitor naar onderwijssegregatie in de gemeente Groningen.

 De volgende vragen staan centraal:

  • Hoe ziet de diversiteit onder de leerlingenpopulatie in het basis- en voortgezet onderwijs eruit naar opleidingsniveau van de ouders, huishoudinkomen en herkomst, en hoe heeft dit zich ontwikkeld in de periode 2012-2022?
  • Wat is de stand van zaken wat betreft segregatie in het basis- en voortgezet onderwijs en hoe heeft dit zich ontwikkeld in de periode 2012-2022?

Naar aanleiding van de bestaande literatuur gaan we segregatie meten op basis van opleidingsniveau van de ouders, huishoudinkomen en migratieachtergrond in het basis-en voortgezet onderwijs. Daarnaast blijkt uit voorgaande onderzoeken dat de denominatie (openbaar/bijzonder) van basisscholen een rol speelt in het keuzegedrag van ouders (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Daarom kijken we specifiek naar denominatie als mogelijk segregerende factor in het basisonderwijs. Hoewel we proberen om de ontwikkeling op verschillende vlakken vanaf 2012 te laten zien, is deze data niet altijd beschikbaar. Zo kunnen wij vanwege de invoering van de BAG en daarmee de beschikbaarheid van adressen de afstanden van huis tot school alleen berekenen vanaf 2018. Daarnaast zijn de jaren 2020 en 2021 aanzienlijk beïnvloed door COVID-19. De komende jaren zullen ons inzicht geven in de effecten van deze coronajaren.

Dissimilariteit

Bij het bespreken van de resultaten zullen wij de term dissimilariteit gebruiken in plaats van segregatie. Segregatie kent conceptueel vijf dimensies, waarvan de meest relevante en verklarende dimensie ‘dissimilariteit’ is (Massey & Danton, 1996). Dissimilariteit gaat over de mate waarin leerlingen binnen een gemeente evenredig verdeeld zijn over scholen. Het gaat hier om de vraag in hoeverre de leerlingenpopulaties op scholen een goede afspiegeling vormen van de samenstelling van de hele leerlingenpopulatie in een gemeente. Om dit te berekenen op basis van opleidingsniveau van de ouders, huishoudinkomen en migratieachtergrond, hebben wij een dissimilariteitsscore berekend. Hoe hoger de dissimilariteitsscore, hoe minder evenredig de leerlingen over de scholen verdeeld zijn. Bijvoorbeeld, als er een hoge dissimilariteitsscore voor huishoudinkomen uitkomt kan dit betekenen dat er meer leerlingen met een hoog huishoudinkomen of juist meer leerlingen met een laag huishoudinkomen bij elkaar zitten dan we zouden verwachten vanuit de gemeentelijke populatie. Omdat de dissimilariteitsscores verschillend zijn gemeten voor opleidingsniveau van de ouders, huishoudinkomen en migratieachtergrond zijn ze onderling niet goed vergelijkbaar. Meer informatie over de dissimilariteitsscore is te vinden in de methoden in bijlage 1.

CBS microdata

Voor het genereren van de data is gebruik gemaakt van de faciliteiten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). OIS Groningen is gemachtigd om op de remote access-omgeving van het CBS te werken. Hierdoor hebben wij toegang tot meerdere bestanden met gevoelige persoonsgegevens, zoals gepseudonimiseerde adressen, huishoudinkomen, opleidingsniveau en migratieachtergrond. Meer informatie over de gebruikte bestanden en de werkwijze is te vinden in de methoden in bijlage 1. Om de anonimiteit van de scholen te waarborgen, moeten er minimaal vijf waarnemingen per uitkomst zijn. Omdat er in Groningen relatief weinig scholen zijn vergeleken met andere grote steden, en scholen daarnaast sluiten of verhuizen en nieuwe scholen opengaan, is het voor veel uitkomsten niet mogelijk om op een lager gebiedsniveau dan gemeenteniveau de uitkomsten te laten zien.

2.7 Leeswijzer

In hoofdstuk 3 beschrijven we de ontwikkeling in diversiteit van de leerlingen en van de gemeente Groningen. In hoofdstukken 4 tot en met 6 kijken we naar de dissimilariteit naar opleidingsniveau van de ouders, huishoudinkomen en migratieachtergrond op basis− en voortgezet onderwijsscholen en in hoofdstuk 7 naar de leerlingstromen in het Groningse onderwijs. Tot slot wordt er een conclusie gegeven van het huidige onderzoek in hoofdstuk 8. De methodiek van dit onderzoek wordt beschreven in bijlage 1.