Dissimilariteit naar huishoudinkomen
Inleiding (titel verborgen)
In dit hoofdstuk kijken we naar dissimilariteit op basis van het gestandaardiseerd huishoudinkomen6). Tevens brengen we in kaart of de gemiddelde dissimilariteitsscore op basis van het huishoudinkomen verschilt tussen bijzondere en openbare basisscholen.
De dissimilariteitsscore geeft aan in hoeverre de verdeling van de leerlingen, in dit geval op basis van huishoudinkomen, evenredig verdeeld is over de scholen zoals we dat zouden verwachten op basis van de leerlingenpopulatie. Hoe hoger de dissimilariteitsscore, hoe minder gemengd de scholen zijn en hoe minder leerlingen met verschillende huishoudinkomens elkaar tegenkomen op school. Zie de methode in bijlage 1 voor meer informatie over de dissimilariteitsscore.
6) Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen minus verschillende premies, belastingen en inkomensoverdrachten. Wat er overblijft na deze aftrekkingen, is het inkomen dat vrij besteed kan worden in het huishouden. Dit heet het besteedbaar inkomen. Dit inkomen wordt aangepast voor verschillen in de grootte en samenstelling van het huishouden. Zo worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze manier kunnen we de welvaartsniveaus van huishoudens goed vergelijken. Dit noemen we het gestandaardiseerd huishoudinkomen. De inkomensgrenzen veranderen elk jaar. Daarom hebben we gekozen voor de termen lage, midden en hoge inkomens. Meer informatie is te vinden in bijlage 1.
5.1 Basisonderwijs
De gemiddelde dissimilariteitsscore voor alle basisscholen blijft redelijk stabiel over de jaren, met een lichte afname tussen 2020 en 2022 (zie figuur 9).
Figuur 9: Gemiddelde dissimilariteitsscore naar huishoudinkomen over alle basisscholen vanaf 2012-2022
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Figuur 9 | |
|---|---|
| 2012 | 43,9 | 
| 2014 | 43,9 | 
| 2016 | 42,7 | 
| 2018 | 45,7 | 
| 2020 | 45,5 | 
| 2022 | 41,9 | 
N=52-57
In 2012 waren er ongeveer evenveel basisscholen met een hoge dissimilariteit, matige dissimilariteit en gemengde scholen (tabel 6). Hoewel deze aantallen fluctueren over de jaren, lijkt de afname in de gemiddelde dissimilariteitsscore met name te komen door een afname in het aantal scholen in de matige dissimilariteitscategorie.
Tabel 6: Aantal basisscholen per dissimilariteitscategorie naar huishoudinkomen van 2012-2022
| 2012 | 2014 | 2016 | 2018 | 2020 | 2022 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Hoge dissimilariteit | 18 | 16 | 17 | 20 | 21 | 19 | 
| Matige dissimilariteit | 20 | 19 | 15 | 16 | 14 | 15 | 
| Gemengd | 19 | 18 | 20 | 16 | 17 | 21 | 
Denominatie
Bij de dissimilariteit op basis van het huishoudinkomen zien we een andere ontwikkeling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs dan bij de dissimilariteitsscore op basis van het opleidingsniveau van de ouders. Voor het openbaar onderwijs zien we dat de gemiddelde dissimilariteitsscore juist lager wordt over de jaren, wat inhoudt dat openbare basisscholen meer gemengd zijn geworden op basis van het huishoudinkomen (figuur 10); dit in tegenstelling tot de stijgende dissimilariteit naar opleidingsniveau van de ouders op bijzondere basisscholen. De gemiddelde dissimilariteitsscore op basis van het huishoudinkomen voor het bijzonder onderwijs is daarentegen redelijk stabiel gebleven over de jaren.
Figuur 10: Gemiddelde dissimilariteitsscore naar huishoudinkomen over alle basisscholen naar de-nominatie van 2012-20
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| Bijzonder | Openbaar | |
|---|---|---|
| 2012 | 45,7 | 42,2 | 
| 2014 | 48,7 | 39,2 | 
| 2016 | 45,2 | 40,2 | 
| 2018 | 47,3 | 44,1 | 
| 2020 | 52,0 | 39,1 | 
| 2022 | 48,9 | 34,7 | 
N=52-57
5.2 Voortgezet onderwijs
Net als in het basisonderwijs, is voor het voortgezet onderwijs de gemiddelde dissimilariteitsscore op basis van het huishoudinkomen redelijk stabiel gebleven, zie figuur 11.
Figuur 11: Gemiddelde dissimilariteitsscore naar huishoudinkomen over alle voortgezet onderwijs-scholen vanaf 2012-2022
Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:
| 2012 | 45,2 | 
|---|---|
| 2014 | 45,2 | 
| 2016 | 42,3 | 
| 2018 | 43,4 | 
| 2020 | 42,7 | 
| 2022 | 43,8 | 
N=21-24
Vanwege het lagere aantal voortgezet onderwijsscholen in de gemeente en het bijbehorende onthullingsgevaar is het niet mogelijk om de scholen in te delen in dissimilariteitscategorieën voor elk gemeten jaar. Daarom laat tabel 7 alleen de resultaten zien voor 2020 en 2022. Hieruit blijkt dat het merendeel van de voortgezet onderwijsscholen in de gemeente hoge en matige dissimilariteit hebben, wat betekent dat het aantal leerlingen op basis van het huishoudinkomen niet evenredig is verdeeld over de scholen zoals je zou verwachten op basis van de gemeentelijke populatie.
Tabel 7: Aantal voortgezet onderwijsscholen per dissimilariteitscategorie naar huishoudinkomen van 2020 en 2022
| 2020 | 2022 | |
|---|---|---|
| Hoge dissimilariteit | 7 | 8 | 
| Matige dissimilariteit | 9 | 9 | 
| Gemengd | 6 | 5 | 
5.3 Samenvatting van dissimilariteit naar huishoudinkomen
De dissimilariteitsscore meet hoe gelijkmatig de verdeling van leerlingen op scholen is op basis van het huishoudinkomen. Een hogere score betekent dat scholen minder gemengd zijn op basis van het huishoudinkomen. De gemiddelde dissimilariteitsscore voor basisscholen is redelijk stabiel, met een lichte afname tussen 2020 en 2022. In 2012 waren er ongeveer evenveel basisscholen met hoge, matige en lage dissimilariteit. De afname van de gemiddelde score komt vooral door een afname van het aantal scholen met matige dissimilariteit.
Bij openbare basisscholen is de dissimilariteitsscore voor huishoudinkomen lager geworden, wat betekent dat deze scholen meer gemengd zijn geworden in der loop der jaren. Bij bijzondere basisscholen is de score stabiel gebleven.
Net als bij basisscholen is de dissimilariteitsscore voor middelbare scholen op basis van huishoudinkomen hoog, maar redelijk stabiel. Omdat er te weinig middelbare scholen zijn, kunnen we niet van elk jaar gegevens delen. In 2020 en 2022 hadden de meeste middelbare scholen een hoge of matige dissimilariteitsscore. Dit betekent dat leerlingen op basis van huishoudinkomen niet gelijkmatig verdeeld zijn over de scholen.