Spring naar inhoud

Conclusie

Inleiding (titel verborgen)

Diversiteit leerlingenpopulatie

Als we kijken naar het opleidingsniveau van de ouders van de leerlingen, zien we een stijgende trend: steeds meer ouders zijn hoger opgeleid en steeds minder ouders middelbaar of lager opgeleid. Het huishoudinkomen van de leerlingenpopulatie laat een minder sterk stijgende trend zien, met name bij ouders van kinderen in het basisonderwijs: steeds meer ouders hebben een hoger huishoudinkomen. Wat betreft de migratieachtergrond van de leerlingenpopulatie zien we met name een stijging in het percentage leerlingen met een niet-Europese achtergrond. Dit gaat samen met een daling van het percentage leerlingen met een Nederlandse achtergrond, terwijl het aandeel leerlingen met een Europese achtergrond redelijk stabiel is gebleven over de jaren.

Segregatie naar opleidingsniveau ouders

In de gemeente Groningen is de dissimilariteitsscore naar opleidingsniveau van de ouders aan het stijgen. Het aantal basisscholen dat in de hoge dissimilariteitscategorie valt is redelijk stabiel gebleven over de jaren, maar de gemiddelde dissimilariteitsscore voor het basisonderwijs laat een stijgende trend zien. Dit houdt in dat er een lichte toename is van dissimilariteit op basis van het opleidingsniveau van de ouders als er naar het gemiddelde van alle basisscholen in de gemeente wordt gekeken, maar dat deze stijging niet dusdanig sterk is dat scholen in een andere categorie vallen. Voor het voortgezet onderwijs is de situatie stabiel gebleven vanaf 2014.

Het beeld in Groningen lijkt op het landelijke beeld: dissimilariteit naar opleidingsniveau van de ouders neemt toe, met name in het basisonderwijs (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied Monitorrapport, 2023; Segregatiemonitor Amsterdam, 2021; Segregatiemonitor Rotterdam, 2021). Dit houdt in dat kinderen van ouders met verschillende opleidingsniveaus steeds minder gemengd zijn op basisscholen. Dit kan ook (deels) verklaard worden door het gegeven dat de groep leerlingen met ouders met een opleiding in het hoger onderwijs groter is geworden sinds 2012. Het landelijk monitorrapport geeft hierbij tevens aan dat dissimilariteit naar opleidingsniveau van de ouders voornamelijk te zien is zeer stedelijke gebieden (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied Monitorrapport, 2023). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ouders in zeer stedelijke gebieden meer keuze hebben qua basisscholen, wat kan leiden tot strategische keuzes (Inspectie van het Onderwijs, 2018).

Segregatie naar inkomen

In de gemeente Groningen zien we een redelijk stabiel gemiddelde dissimilariteitsscore voor alle basisscholen samen, met een lichte afname tussen 2020 en 2022. Dit lijkt met name te komen door een afname van het aantal basisscholen in de matige dissimilariteitscategorie. Dit houdt in dat enkele basisscholen waar een onevenredig deel van de leerlingen of een hoog huishoudinkomen of een laag huishoudinkomen had, nu meer gemengd zijn, zoals we zouden verwachten op basis van de leerlingenpopulatie. Dit terwijl het aandeel ouders met een hoog huishoudinkomen licht is gestegen. Toekomstige jaren moet uitwijzen of deze daling doorzet.

In het voortgezet onderwijs valt het merendeel van de scholen in de categorie ‘matige tot hoge dissimilariteit’. De gemiddelde dissimilariteitsscore laat een hoog maar stabiel beeld zien. Dit laat zien dat leerlingen op basis van het huishoudinkomen niet evenredig zijn verdeeld over de meerderheid van de scholen en elkaar dus minder vaak tegenkomen.

Ook bij dissimilariteit naar huishoudinkomen lijkt stedelijkheid een rol te spelen: hoe stedelijker het gebied, hoe hoger de segregatie naar inkomen (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied Monitorrapport, 2023). Opvallend is echter dat in de gemeente Groningen het aandeel ouders met een hoger inkomen niet zo hard is gestegen als het aandeel ouders dat hoogopgeleid is, wat mogelijk terug te zien is in de stabielere dissimilariteitsscore voor huishoudinkomen vergeleken met opleidingsniveau.

Segregatie naar migratieachtergrond

Als we kijken naar de dissimilariteit op basis van de migratieachtergrond van de leerling zien we een afname in dissimilariteit in zowel het basis-als voortgezet onderwijs. Leerlingen met verschillende achtergronden zijn steeds meer verdeeld over de scholen. Een iets gematigder beeld zien we landelijk terug, met name in grote steden daalt dissimilariteit naar migratieachtergrond licht (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied Monitorrapport, 2023). Hoewel het aandeel inwoners met een Europese en niet-Europese achtergrond in de gemeente Groningen lager is dan in veel andere grote steden, stijgt dit aandeel de afgelopen jaren wel. Dat leerlingen met verschillende achtergronden elkaar sneller tegenkomen op scholen, is daarom niet direct te verklaren gezien de veranderde populatie.

Segregatie naar denominatie

In Groningen hebben we openbare en bijzondere basisscholen. De dissimilariteit in het basisonderwijs hangt samen met de denominatie van de school. Zo zien we dat in het bijzonder onderwijs de gemiddelde dissimilariteitsscore op basis van het opleidingsniveau hoger wordt over de jaren. Dit houdt in dat bijzondere scholen minder gemengd zijn: kinderen van ouders met verschillende opleidingsniveaus komen elkaar steeds minder vaak tegen op bijzondere scholen. Een ander patroon zien we bij dissimilariteit naar huishoudinkomen en migratie: kinderen met verschillende huishoudinkomens en met verschillende achtergronden komen elkaar steeds meer tegen op openbare scholen.

Uit de literatuur komt naar voren dat denominatie een negatieve invloed heeft op segregatie (Inspectie van het Onderwijs, 2018); dit komt tevens naar voren uit de landelijke monitor (KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied, 2023) en de Amsterdamse segregatiemonitor (Segregatiemonitor Amsterdam, 2023). Desondanks wordt hier voornamelijk gedoeld op het onderscheid tussen openbare scholen en scholen met een specifieke stroming, zoals Dalton-of Jenaplanonderwijs. In dit onderzoek is enkel het onderscheid gemaakt tussen openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs. Bijzonder onderwijs houdt voornamelijk in dat een school een religieuze achtergrond heeft, zoals Protestants-Christelijk of Rooms-Katholiek. Een onderwijsmethode, zoals Dalton, Montessori of Jenaplanonderwijs, kan zowel gegeven worden op openbare basisscholen als bijzondere basisscholen. In Groningen hebben wij negen basisscholen die Dalton, Montessori of Jenaplanonderwijs geven, waarvan er zes een openbare basisschool zijn. De onderwijsmethode op scholen lijkt in de gemeente Groningen daarom niet direct van invloed te zijn op de dissimilariteit.

Hoewel er landelijk aanwijzingen gevonden zijn dat bijzondere (christelijke) basisscholen segregatie tegengaan (Inspectie van het Onderwijs, 2018; KBA Nijmegen, Een Grijs Gebied, 2023), zien wij in Groningen dat de dissimilariteit voornamelijk op de openbare scholen vermindert, met uitzondering van dissimilariteit naar opleidingsniveau van de ouders. Bekend is dat hoogopgeleide ouders vaker een keuze maken voor een bijzondere basisschool (Inspectie van het Onderwijs, 2018). Mogelijk leidt de toenemende aanwezigheid van hoogopgeleide ouders in de gemeente, in combinatie met hun voorkeur voor bijzondere scholen, tot een grotere dissimilariteit op deze scholen.

Afstand naar school

Kinderen van ouders met een hoog opleidingsniveau, kinderen met een hoog huishoudinkomen en kinderen met een Europese achtergrond reizen het verst naar de basisschool; kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau, laag huishoudinkomen en met een niet-Europese achtergrond het minst ver. Dit is over de jaren stabiel gebleven. Daarnaast reizen kinderen beduidend verder voor bijzondere basisscholen dan voor openbare basisscholen. Over de jaren is dit verschil in afstand zelfs toegenomen. In het voortgezet onderwijs zien we een ander patroon: kinderen met een middelbaar huishoudinkomen en kinderen met een Nederlandse achtergrond reizen het verst. Mogelijk is dit verschil te verklaren door de krapte in de huizenmarkt: ouders met een hoog huishoudinkomen hebben de mogelijkheid om huizen dichter bij het centrum te kopen, waar het merendeel van de voortgezet onderwijsscholen geclusterd zijn; basisscholen zijn daarentegen verspreid over de gemeente. Overigens zien we ook dat veel Nederlandse ouders verder buiten het centrum en zelfs buiten de stad gaan wonen omdat huizen daar betaalbaarder zijn; niet-Nederlandse inwoners blijven graag in stedelijke omgevingen wonen (CBS, 2022). Daarnaast kiezen kinderen met een Nederlandse achtergrond mogelijk bewuster voor een middelbare school, mogelijk omdat vriendjes en vriendinnetjes daar ook heen gaan, of mogelijk gebaseerd op een specifiek onderwijsniveau, en reizen ze daarvoor verder dan hun (niet-)Europese leeftijdgenoten.

Conclusie

In de gemeente Groningen zien we voornamelijk dissimilariteit in het basisonderwijs op basis van het opleidingsniveau van de ouders. De denominatie van de basisscholen speelt ook een rol: met name op bijzondere basisscholen stijgt de dissimilariteit naar opleidingsniveau van de ouders. Tegelijkertijd daalt de dissimilariteit naar huishoudinkomen en migratieachtergrond op openbare basisscholen. Dit lijkt erop te wijzen dat er meer hoogopgeleide ouders kiezen voor bijzondere basisscholen, terwijl openbare basisscholen meer gemengd worden. Dit zien we ook terug in de afstand naar school: kinderen van hoogopgeleide ouders reizen het verst naar, met name bijzondere, basisscholen. Dissimilariteit naar inkomen blijft hoog maar redelijk stabiel in zowel het basis als voortgezet onderwijs. Hoewel er een daling te zien is in dissimilariteit naar inkomen in het basisonderwijs tussen 2020 en 2022, moet toekomstige jaren uitwijzen of deze daling doorzet. Voor dissimilariteit naar migratieachtergrond zien we een ander beeld. De dissimilariteit op basis van migratieachtergrond daalt in zowel het basis als voortgezet onderwijs, terwijl het aandeel niet-Europese inwoners van Groningen stijgt. Meer onderzoek is nodig om deze daling te verklaren.